Iemand van adel in mijn leven
Omwille van privacy en discretie zijn de namen van de personages en plaatsen iets veranderd. Het is een waargebeurd verhaal, met een ietwat trage opbouw.
Het antwoord op bovenstaande vraag is zowel ‘ja’ als ‘neen’ naargelang de situatie. Het wordt wel duidelijk in de loop van dit waargebeurde verhaal.
Hallo, ik ben Rick en woon in de Antwerpse rand.
Dit verhaal speelt zich af toen ik ongeveer veertig was.
Vlak na mijn studies, aan de universiteit van Antwerpen was ik beginnen werken voor een opstartend expeditiebedrijf in de haven. De twee eigenaren, Jacques en Frédéric waren leeftijdsgenoten van mij en hadden van hun ouders nogal wat centen gekregen om hun bedrijfje op te starten. Ik was hun eerste medewerker in loondienst en verantwoordelijk voor de commerciële activiteiten van het bedrijf. Jacques deed het financiële gedeelte en Frédéric het operationele.
Op het moment dat dit verhaal zich afspeelt, was ons bedrijfje gegroeid naar een personeelsbestand van rond de vijftig medewerkers en de groei bleef maar aanhouden. Soms vond ik het wel zonde, dat ik bij de opstart zelf niet over kapitaal beschikte om mee met Frédéric en Jacques, als eigenaar dan, van de winsten van het bedrijf te kunnen genieten. Maar, niets aan te doen, het was nu éénmaal zo, dus ik had die ergernis van me afgezet.
Voor mezelf kon ik toen niet klagen, ik kreeg een mooi loon uitbetaald elke maand, wij woonden toen in een groot huis in de zuidrand van Antwerpen. Geen woonkosten, want het huis was eigendom van mijn schoonmoeder. Schoonvader was al een tijd overleden en mijn vrouw, Marianne, was enig kind. Marianne en ik hadden ondertussen zelf vier kinderen tussen de twee en tien jaar oud. Het vrijen met Marianne had zich ondertussen beperkt tot één of twee keer per maand en leek meer een opgave tot vervulling van de echtelijke plichten, dan wat anders. De passie was verdwenen.
Voor mijn job moest ik regelmatig op klantenbezoek. Zo ook op een druilerige herfstdag. Een Amerikaanse klant wou naar Brussel komen en daar afspreken met ons bedrijf en één van hun klanten, een Duits bedrijf. Wij zouden alle transport via zeecontainers, via het spoor, vrachtwagens en via de Antwerpse haven, tussen Duitsland en de VS, op ons nemen.
De Amerikanen kwamen met vier personen en zouden op donderdag, in de namiddag in Zaventem landen en op zaterdag terug vertrekken en hadden voor twee nachten in de Hilton geboekt. Van het Duitse bedrijf kwam de algemeen directeur en zijn operations manager naar Brussel afgezakt. Die zouden met de trein komen en rond tien uur op vrijdag toekomen. Eén nacht blijven en dan ook op zaterdag terug naar huis vertrekken.
Ikzelf had me dan ook een kamer in de Hilton Grote Markt, recht tegenover het Centraal Station van Brussel geboekt vanaf donderdag middag tot zaterdagmiddag. Ik dus op pad en op donderdag met de trein naar Brussel.
Als ik van het centraal station, het plein oversteek, rond een uur of tien, naar de ingang van de Hilton en me naar de balie begeef, wordt ik voorbijgestoken door een dame die uit de lift van de parking komt. Nogal fel opgemaakt, in een heel duur mantelpakje, ik schat ze tussen de dertig en de veertig en met een taxichauffeur achter zich, die twee grote koffers op wieltjes meesleurt.
Alhoewel ik voor haar was, ga ik een stap opzij en laat haar voorgaan. Ik bekijk het tafereel geamuseerd. Onze blikken kruisen zich een fractie van een seconde, ze ziet mijn licht spottend glimlachje, maar haar ogen blijven ijskoud alsof ze door mij heen kijkt. Ze staat voor de balie en vraagt : “ma clé svp”. (Mijn sleutel aub) (Ik schrijf hier verder alles wat ze zei in het Frans, gewoon in het Nederlands) De bediende aan de balie slooft zich ongelofelijk slijmerig uit : “natuurlijk mevrouw, onmiddellijk” hij draait zich om, roept iemand om de koffers van de taxichauffeur over te nemen en overhandigt haar de sleutel. “Uw gebruikelijke presidentiële suite mevrouw de gravin”. En hij buigt.
Wel, wel, dacht ik, die laat het ‘breed hangen’. Ikzelf had een ‘executive room’ geboekt en die kost al meer dan tweehonderd euro per nacht en madame de gravin had zich een suite geboekt aan meer dan duizend euro per nacht. Ik check in terwijl ik de gravin kordaat in de richting van de liften zie stappen, met de bellboy en haar koffers erachteraan.
Een uur of twee later, nadat ik me opgefrist had, nestel ik me met een koffie in de lounge bar. Ik had de balie gevraagd mij te verwittigen als ‘mijn Amerikanen’ zouden toekomen. Een paar minuten na mij, komt de chique dame de lounge bar binnengewandeld, bestelt zich een thee en installeert zich aan een tafeltje aan een venster, zo’n tafeltje of vier van mij verwijderd. De dame kijkt weer een fractie van een seconde, koud en gevoelloos naar mij. Wat mij opviel was dat ze weer heel netjes en duur gekleed was, maar dat ze een volledig ander mantelpakje, schoenen, kousen en juwelen droeg. Niks meer van een uur of twee ervoor, was ze gewoon volledig anders gekleed. Ik geef er verder geen aandacht aan.
Ik laat de koffers van mijn vier Amerikanen naar hun kamers brengen en troon ze mee naar de bar. Met nogal wat lawaai zetten zij zich aan de toog en beginnen aan hun eerste whiskey. Vier getrouwde venten uit de USA in Brussel, zonder hun vrouwen, dat belooft.
Er worden nogal wat grappen gemaakt en in het Engels hevig gelachen. Met de barman spreek ik af, dat hij voor alle vier en voor de twee Duitsers die nog komen, bij Godiva, de pralinewinkel die in hetzelfde gebouw zit, voor elk van hen een kilo reserveert en dat hij er moet voor zorgen dat de heren niet zonder hun pralines de zaterdag vertrekken. Gewoon om te vermijden dat als de heren terug thuis komen, ze een zure echtgenote hadden, ze moesten dan gewoon bij thuiskomst, direct die kilo in de handen van hun vrouw kunnen duwen en zeggen dat ze die hard gemist hebben gedurende hun saaie drie dagen in Brussel. Mijn gasten vinden mijn anticiperen op echtelijk gezever van hun eega’s, geniaal.
Ondertussen had de gravin een paar keer geïrriteerd naar ons gezelschap gekeken.
De Amerikanen trekken zich terug naar hun kamer en we spreken af om die avond in het restaurant van het hotel te eten. De dag erna zouden we gaan eten, samen met de Duitsers in ‘L’écailler du Palais’ op de Grote Zavel. Meerdere maanden op voorhand had ik daar voor zeven personen gereserveerd. Het koste me nogal wat moeite om de Amerikanen uit te leggen dat die naam eigenlijk niet te vertalen is, maar ongeveer wil zeggen : ‘koninklijk proeven met je gehemelte’. Daar snapten ze niks van. Als ik dan zeg dat zowel, Richard Branson, Bruce Springsteen, Christo als Bill Gates daar al gegeten hadden, was het onbegrip ineens van de baan. De gravin had dit stuk van ons gesprek meegekregen en heel even zag ik een glimp van erkenning in haar ogen.
Als ik iets na zessen zelf even, door de lobby terug naar mijn kamer loop, nadat ik wat sigaretten was gaan halen, zie ik de gravin, nu weer gevolgd door een taxichauffeur in de richting van de liften lopen. De arme man had een dozijn tasjes vast, van dure winkels op de Avenue Louise, de Toison d’Or en de Sablon. In geen enkele van die tasjes zou je iets kunnen vinden dat minder dan tweehonderd euro gekost zou hebben. Ik bekijk het tafereel weer geamuseerd en net voor ze de lift instapt, bekijkt mevrouw me weer een fractie van een seconde met een lichte blik van misprijzen.
’s Avonds zitten we met z’n vijven in het restaurant van de Hilton te eten. Weer zijn die Amerikanen erg luidruchtig en de éne schuine mop na de andere wordt uitgewisseld. Telkens gevolgd door een bulderlach van ons alle vijf. Mevrouw de gravin zit nogal ver van ons verwijderd, alleen te eten.
Als wij tegen elven onze kamers opzoeken is zij al lang verdwenen.
De dag erna, ruim ontbijt met die Amerikanen en de gravin zit weer alleen zo ver mogelijk weg van alle andere gasten.
De Duitsers werden verwacht in de loop van de voormiddag, ik had een vergaderruimte geboekt vanaf tienen voor de rest van de dag, inclusief een broodjeslunch. De vergadering zelf liep voorspoedig. Veel gepalaver over details, maar rond vijf uur in de namiddag werden de contracten ondertekend, handen geschud en feliciteerde iedereen de anderen omwille van de goeie samenwerking en we toasten zelfs met champagne op de overeenkomst. Iedereen tevreden en we spraken af om tegen half zeven in de lobby te verzamelen om na een korte wandeling van een minuut of tien naar L’écailler du Palais te gaan.
Zoals gebruikelijk ben ik een paar minuten te vroeg beneden en ik zie weer mevrouw de gravin met een boel shopping tasjes de lift in schieten. Ze had me wel gezien, maar had me geen blik waardig gegund.
De maaltijd was vanzelfsprekend schitterend, zowel de Duitsers als die Amerikanen waren in de wolken. Rond een uur of elf wandelen we naar de rue Defacqz, een zijstraat van de Avenue Louise, waar ik een goeie bar ken en waar ik mijn gasten op de kosten van de firma liet drinken. Ze vliegen direct in de whiskey. Na een uurtje of zo liet ik ze achter en konden ze de rest van het gezuip zelf betalen. Ik had geen zin om mij te gaan bezatten en al helemaal niet om de hele nacht de rekening te betalen. Ik denk niet dat er drankjes op de kaart staan die minder dan tien euro kosten.
Na een korte wandeling door de Brusselse nachtlucht, wandel ik iets na twaalven de lobby van de Hilton binnen. Ik kon kiezen, naar mijn kamer en gaan slapen of nog even iets drinken in de bar. Ik kies voor het laatste.
De bar is zo goed als verlaten. Aan de toog zit een koppeltje op barkrukken charmant tegen mekaar te wezen. De barman staat discreet achter zijn toog en wrijft glazen droog, die al lang droog waren en verder zit er niemand.
Ik zet me aan een tafeltje en vraag een koffie met een cuarenta y très erbij (een Spaanse, nogal zoete likeur). Ik had ze tot dan niet zien zitten, maar achter de hoek van de bar aan een tafeltje, zit mevrouw de gravin, weer helemaal alleen, weer helemaal met andere dure kleding aan, voor zich uit te kijken. Ze drinkt één of ander blauwkleurig drankje.
Ik geniet van mijn koffie en mijn likeurtje en bekijk haar niet meer. Zo gaan er een aantal minuten voorbij. Als mijn likeurtje op is, wil ik eigenlijk naar mijn kamer vertrekken, maar de barman komt naar mijn tafeltje en vraagt : “wilt u iets drinken van mevrouw de gravin, mijnheer D’Anvers. Ik kijk hem verbaasd aan. Hij fluistert : “ze komt hier al jaren, elke maand voor een lang weekend, mijnheer en bij mijn weten heeft ze nog nooit in al die jaren iemand iets aangeboden om te drinken, het lijkt me dus verstandig om het te aanvaarden mijnheer”. Ik knik.
Zodra het drankje gebracht is, hef ik het glas met het likeurtje erin, op, in haar richting, knik beleefd en nip aan het drankje.
Met koele ogen kijkt ze in mijn richting, dan kromt ze haar wijsvinger om aan te geven dat ik tot bij haar moet komen en ze wijst naar de stoel voor haar. Ik had op dat moment geen plannen, behalve gaan slapen en ik dacht bij mezelf ‘dat mens is gewoon in alles haar zin te krijgen en iedereen te commanderen, daar ga ik niet aan meedoen, laten we er dus een spelletje van maken en zien wat ervan komt’.
Ik doe teken met mijn wijsvinger van neen door die licht opgestoken, van links naar rechts te bewegen en dan, met mijn hele hand wijs ik uitnodigend naar de stoel die voor mij aan mijn tafeltje staat. Zijdelings zie ik de barman het gebeuren observeren. Mevrouw de gravin is dergelijke ‘ongehoorzaamheid’ blijkbaar niet gewend en blijft op haar stoel zitten. Ik hef met een glimlach mijn glaasje likeur nog even in de lucht en nip er weer aan. Het duurt nog zeker een volle vijf minuten, vooraleer mevrouw de gravin beseft dat ik niet tot bij haar ga komen en vooraleer zij opstaat en dan toch maar tot bij mij komt en zich elegant in het stoeltje recht tegenover mij zet.
“Comtesse Marie-Claire de Chardron d’Auderghem” stelt ze zich voor. Ik kijk haar lachend aan en zeg “Rick D’Anvers, met een grote ‘D’ en niet met een klein ‘d-ke’ van ‘pommes de terre’”. Ze lijkt direct boos te willen worden omdat ik haar ‘van adel zijn’ een beetje in het belachelijke trek. “Aangenaam” zeg ik dan maar snel. Haar naam doet me vaag een belletje rinkelen en ‘Chardron’ is ook de naam van een bekende fabriek in de metaalnijverheid. Maar ik geef er geen aandacht aan. De gravin weet duidelijk niet goed waarover ze wil beginnen praten. Ze treuzelt een beetje.
“Waarom wou u niet aan mijn tafeltje komen zitten mijnheer D’Anvers ?” vraagt ze ineens. Nu aarzel ik even, maar zeg dan : “u bent gravin, ik heb u twee keer hier in het hotel zien binnenkomen, beladen met het resultaat van uw winkelen, zeer duidelijk in de betere zaken van Brussel, u zit hier in de presidentiële suite, ook bijzonder duur, uw kleding straalt welstand en rijkdom uit, uw gedrag laat zien dat u gewoon bent om bediend te worden en gehoorzaamd te worden, dat alles maakt wie u bent”. “Daar is niets mis mee, maar ik ben nu éénmaal niet iemand, die zich laat commanderen en nog minder iemand die zich heel gehoorzaam en onderdanig als een schoothondje wil gedragen”. Ze kijkt me verbaasd aan. “De voornaamste reden, mevrouw de gravin is evenwel, dat ik u sinds ik u gisteren voor de eerste keer zag en tot nu toe, geen enkele keer vriendelijk heb gezien of zelfs maar heb zien glimlachen”. “Ik had niet verwacht dat u hier aan mijn tafeltje zou komen zitten, maar nu hebt u me toch aangenaam verrast”. Ze lijkt over wat ik zei, na te denken.
Ik nip even van mijn koffie en zeg dan : “mag ik u iets vragen mevrouw ?” Ze knikt. “Waarom trakteerde u mij een drankje en waarom wou u dat ik bij u aan tafel zou komen zitten ?” Weer zie ik ze nadenken. Dan zegt ze heel vormelijk : “u bent alleen hier en ik ook, mijnheer D’Anvers”. “Och, zeg maar Rick” begin ik, “maar mevrouw, dat is niet de werkelijke reden dat u mij naar uw tafeltje wou commanderen, wat is de echte reden ?” Ze draait wat op haar stoeltje en aarzelt.
Na enkele lastige ogenblikken voor haar zegt ze : “mijnheer D’Anvers, Rick, ik zag u gisteren met die Amerikanen bezig en vandaag met die Duitsers en die Amerikanen en u was aan één stuk door vriendelijk”. “U was heel die tijd vrolijk een aangenaam met die mensen, alsof u plezier in het leven heeft, u genoot duidelijk van die gesprekken, sterker nog, u was diegene die met enthousiasme die bende Amerikanen en die twee Duitsers moeiteloos aan het lachen kreeg”. Dan aarzelt ze weer en zegt : “uw enthousiasme en vrolijkheid was aanstekelijk bij hen, uw plezier in wat u deed of zei, maakte me eigenlijk jaloers”. “Bij mij is heel mijn leven, ernstig en serieus”. Ze zwijgt.
“Tja”, zeg ik “ik probeer alles wat ik doe, met plezier te doen, ik doe mijn job graag, ook al is het bedrijf waarvoor ik werk, niet, ook niet gedeeltelijk van mij, maar dat is van geen belang”. “Ik geniet zoveel mogelijk van het leven”. Ze kijkt me begrijpend aan.
Ik vertel haar van mijn kinderen, mijn huwelijk. Zij vertelde me dat ze als jonge vrouw, van adel voorbestemd was om te trouwen met haar echtgenoot, de graaf die, uiteraard ook van adel, iets meer dan tien jaar ouder was dan zijzelf. Die vent was eigenaar van een grote staalfabriek, hij was in meerdere andere bedrijven minderheidsaandeelhouder en in nog een paar zelfs meerderheidsaandeelhouder, maar hij was op zijn veertigste aan een hartinfarct overleden was. Op het moment van dit verhaal zo’n tien jaar ervoor. De gravin was toen amper zeventwintig, kinderloos en weduwe. Voor haar huwelijk had ze aan de universiteit van Brussel politieke en sociale wetenschappen gestudeerd, om maar iets te doen en een universitair diploma te hebben. Alle mogelijke vriendjes werden door de familie grondig gescreend op komaf en financieel vermogen, om dan afgewezen te worden. Tot ze de graaf tegenkwam, die vond haar een leuk jong ding, van liefde van zijn kant, noch van haar kant was geen sprake, maar in hun milieu was dat van geen belang.
Ik aanhoorde haar verhaal met verstomming. Dan zei ik nogal onbezonnen : “dus je hebt enkel met de graaf gesekst ?” De gravin wordt knalrood, lijkt boos te willen worden, zegt niets, maar na enige ogenblikken knikt ze van ‘ja’. Ik kijk onthutst. In mijn onbezonnenheid ga ik verder en vraag : “en na de dood van je man ook niets ?” Ze schudt van ‘neen’. Ik kijk haar stomverbaasd aan. “Maar dat is tien jaar geleden ?” Ze blijft ‘neen’ met haar hoofd schudden en ze ziet mijn verbazing.
Ze nipt van haar blauw drankje en kijkt me over het glas aan. Dan lijkt ze een beslissing te nemen en zegt : “kijk Rick, er zijn kandidaten genoeg die mijn man willen opvolgen en uiteraard zijn die allemaal van adel en hebben die één ding in hun achterhoofd, namelijk geld en macht, dat wat ik nu heb en dat willen zij allemaal met plezier van mij overnemen”. “Het gaat dus niet om mij, maar om wat ik vertegenwoordig, bovendien zijn het allemaal mensen van adel die natuurlijk ook graag met een gravin rondlopen aan hun arm en ze zijn dan nog bijna allemaal een stuk ouder dan ik”. “De jongere soort van mannen, wil enkel mijn geld, meer niet, als vrouw tel ik gewoon niet mee”. Ik zie haar ogen wat glazig worden.
“Heb je al ooit het gebruik van een gigolo overwogen ?” vraag ik nogal plompverloren. Ze kijkt me geschokt aan. Dan, heel aarzelend, knikt ze van ja, maar murmelt : “heb ik overwogen maar dat durf ik niet, als ik dat doe en mijn familie komt zoiets te weten en ze komen dat te weten, maak je daar geen illusies over, dan heb ik onoverzienbare ‘shit’ op mijn hoofd”. Ze schrikt van haar eigen woorden. Ik glimlach. ”Voor alles is altijd een oplossing” zeg ik.
Ik roer wat in mijn koffie en denk na, ze mag dan zo rijk zijn, als de zee diep is, maar haar leven trekt gewoon op niets. “Waar denk je aan ?” vraagt ze. “Dat jij een klote leven hebt mevrouw de gravin, voor geen geld ter wereld zou ik met jou willen wisselen”. “Ik ben het zo gewoon” zegt ze gelaten, maar ik zie wel dat haar ogen waterig worden.
Na enige tijd zegt ze : “Rick, jij hebt levensvreugde, jij bent helemaal anders dan de mensen van de beheerraden van de verschillende bedrijven of mijn personeel op het kasteel waar ik woon”. “Die zijn allemaal zo verstikkend ernstig”. “Jij daarentegen bent zo vrolijk en opgewekt, wat kan jij je nog wensen in het leven ?” Ik denk na over wat ze zegt. Er vallen zo een paar minuten stilte.
“Marie-Claire” zeg ik “ik mag je toch Marie-Claire noemen ?” Ze knikt. “Ik wil daar heel eerlijk op antwoorden, maar het kan zijn dat het antwoord je niet bevalt”. “Zeg het toch maar” zegt ze.
“Kijk” zeg ik, “Marie-Claire, ik heb eigenlijk alles wat ik wil, ik ben gelukkig, heb vier schatten van kinderen, een liefhebbende vrouw die een goeie moeder voor onze kinderen is, een heel goed loon voor een job die ik graag doe”. “Ik kan mijn kinderen laten studeren, kom feitelijk niets te kort”. “Ik bezit wel geen miljoenen zoals jij, maar ik kom goed rond”. “Ik amuseer me in het leven, geniet van mijn gezin, speel met plezier voetbal met kameraden in het weekend, we gaan met het gezin regelmatig op vakantie naar waar we willen, kortom, ik heb niets te kort”.
“Als ik naar jou kijk, dan zie ik een heel mooie vrouw in heel dure en chique kleding en je vertelde me dat je in een kasteel leeft”. “Dat zou ik ook wel willen, met bediening door personeel, die je maar te roepen hebt, als je iets wilt”. “Voor veertien dagen of zo, maar zeker niet langer, want dan word ik gewoon gek”. “Het leven dat jij hebt, dat zou ik echt niet willen leiden, zelfs met al je geld”.
“Als ik zeg dat ik alles heb wat ik wil, dan is dat is een klein beetje gelogen”. “Het enige dat ik tekort kom in mijn leven en blijkbaar heb jij dat ook niet, dat is passie, pure ongebreidelde seksuele passie”. “Ik moet toegeven, om heel eerlijk te zijn, dat ik dat al een paar keer buiten mijn huwelijk gevonden heb, maar helaas is dat nooit blijven duren, gewoon omdat die dames telkens meer gingen verlangen van mij”. “Voor mezelf heb ik al lang besloten nooit van mijn vrouw weg te gaan en nooit mijn kinderen in de steek te laten”. “Als de nood het hoogst is, masturbeer ik gewoon of heb ik een one night stand met één of andere dame, maar buiten het seksuele interesseert geen enkele vrouw mij nog”.
“Het klinkt misschien grof, maar jouw geld, je dure kleding, je kasteel of je bedrijven interesseert mij geen moer, in tegendeel”. “Ik wil gewoon niets van je”. “Het enige dat mij eventueel interesseert is het lichaam dat onder die dure kleding zit en de passie die daarin verscholen zit en die ik zou kunnen beleven met jou en dat mooie lichaam van je”. “Ik kan daarvan natuurlijk dromen zoveel ik wil, maar dat haalt niets uit en maak je geen zorgen, ik ga je niet bespringen of zo, zolang jij zelf niet kiest om met enthousiasme en gemotiveerdheid, passioneel met mij het bed te delen, ga ik niets doen”.
Marie-Claire had naar mijn betoog met stijgende verbazing geluisterd. Ze is blijkbaar sprakeloos. Even leek ze weer boos te willen worden, maar dan zie ik haar van haar blauwe drankje nippen en nadenken en lijkt weer een beslissing te nemen.
We drinken nog een drankje en babbelen over wat algemeenheden, waarna ze aangeeft te gaan slapen. Ik wil ook opstaan, maar ze zegt : “Rick, blijf hier nog even zitten en kom binnen een half uurtje zo naar je kamer, maar geef me ondertussen wel zo discreet mogelijk je elektronische toegangskaart van je kamer, als je wilt”. Als de barman even niet naar ons kijkt, duw ik de kaart van mijn kamer in haar hand. Ze staat op en ik zeg hardop : “bonne nuit madame la comtesse”. (Goeie nacht mevrouw de gravin) En ik bestel direct daarop nog een koffie met een likeurtje. Ik tokkel nog wat op mijn gsm en hou zo ook de tijd in het oog. Als er een klein half uurtje voorbij is, mijn koffie en likeurtje op, wens ik de barman goeie nacht en ik loop naar de liften.
Als ik voor kamer vierhonderd zestien sta, klop ik zachtjes op de deur van mijn eigen kamer. Die gaat open, ik zie niemand en ga binnen. Achter mij sluit de deur zich en vooraleer ik me kan omdraaien schuiven van achteren twee handen voor mijn ogen. Dan hoor ik de stem van mevrouw de gravin en die zegt heel plechtstatig : “Rick, alhoewel ik verga van angst en ongelofelijk nerveus ben, van het risico dat ik hier loop, maar zou jij willen proberen om bij mij de passie, die jij denkt dat ik in me heb, te doen ontwaken ?”. Ze laat haar handen zakken.
Ik draai me om en bekijk haar. Ze staat daar, met angstige en heel onzekere ogen naar mij te kijken, nog steeds in haar mantelpakje. Ik lach en zeg overdreven hoffelijk : “wel, wel, had mevrouw de gravin iets gewenst ?” Ze denkt dat ik haar uitlach en reageert bits : “ik ben niet naar hier gekomen om uitgelachen te worden !”
“Mevrouw de gravin” zeg ik hoffelijk en overdreven beleefd, “ik lach u niet uit, maar toe, dat is een wereld van verschil”. “U zit hier in mijn kamer, nog volledig aangekleed, op mij te wachten, maar als je verlangd dat ik heel ernstig ga zijn, als we met z’n tweeën, alleen zijn, dan kan je best terug naar uw presidentiële suite gaan”. Ze schrikt van mijn reactie en weet niet zo direct wat zeggen.
Ik bekijk haar en zie dat het wenen nader staat dan het lachen. “Komaan, meid, wees eens een beetje vrolijk, je kijkt veel te serieus” zeg ik al lachend. Marie-Claire, weet niet hoe te reageren. Ze staat daar als een klein meisje dat echt niet weet wat ze moet doen.
Bij mezelf dacht ik : ‘dat wordt niets met die madame’ en ik vloek binnensmonds.
Dan zucht ik en begrijp dat ik zelf moet ingrijpen.
Ik zeg tegen haar : “ok, even serieus dan”. “Heb jij je make up spullen bij je ?” Ze kijkt me onbegrijpend aan en schudt van ‘neen’. Dan zeg ik : “mevrouw de gravin, je hebt misschien nu al spijt van je beslissing om mij hier op mijn hotelkamer op te wachten, maar als ik je zo bekijk, dan staat hier een gravin voor mijn neus, netjes opgemaakt met dure lipstift, make up, dure, mooie kleding, kortom een echte nette dame met de titel gravin”. “Maar Ik zie ook wel dat u hier bijna staat te trillen van zenuwachtigheid”.
“Met alle respect mevrouw de gravin, maar ik heb geen zin om met een verkrampte gravin te vrijen, ik wil, zoals ik beneden al zei, met heel veel plezier met de echte vrouw die onder dat uiterlijk zit, passioneel vrijen”. “Dus als u mij toestaat, dan wil ik je ontdoen van dat ‘gravinnengedoe’ maar als je hier terug uit deze hotelkamer vertrekt, wil ik wel dat je helemaal terug gravin huppelepup bent, daarom zou ik willen dat u nu even naar uw eigen hotelkamer gaat, de nodige spullen haalt om je nadien terug tot gravin om te toveren”.
“Als we samen zijn, zonder getuigen wil ik niet mevrouw de gravin Marie-Claire voor mij zien staan, maar, eeuuhh Marieke, de vrouw”. “Verlaten we mekaar dan dien je terug de gravin te zijn die haar tijd doorbrengt met shoppen en zetelen in bestuursraden”. “Dus ga je spullen halen, dan heb je nog even tijd om na te denken en te beslissen of je enkel gravin wilt blijven of dat je Marieke wilt zijn, als we bij mekaar zijn”. “Kom je niet terug, ‘no hard feelings’ dat is dan jouw keuze en blijf je enkel gravin, kom je wel terug, dan ontdoe ik je van je gravinnenmantel en word je tijdelijk Marieke”. “Kan je je daarin vinden ?” vraag ik nog. Ze knikt blijkbaar opgelucht. Ik kijk voor de veiligheid even in de gang of daar niemand rondloopt en ze glipt dan weg.
Bij mezelf denk ik : ‘die zie ik hier niet meer op mijn kamer terug’. Ik ontdoe mij van mijn kleding, poets mijn tanden en trek een badjas van het hotel aan. Nog geen seconde later hoor ik een zacht klopje op de deur. Gezien ik vlak bij de ingangsdeur van de kamer stond, doe ik ineens open en ze glipt binnen. Nog steeds als gravin maar nu met een beauty case in haar handen van het merk Vuitton. Die zet ze op het bed en ze draait zich om.
Dan ziet ze me in badjas voor haar staan. Ik zie dat ze nog steeds erg zenuwachtig is. “Ik heb nog getwijfeld tot ik op je deur klopte” zegt ze.
“Welkom terug” zeg ik. Ik bekijk haar en ze is nog steeds de gravin in onberispelijke kleding, vol lipstift, fond de teint, mascara en van die dingen. Ik heb geen zin om een halve verfwinkel af te likken, dus besluit in te grijpen.
Tegen Marie-Claire zeg ik voorzichtig : “mevrouw de gravin, mag ik jou omtoveren tot Marieke ?” “Ik beloof je geen pijn te doen, niet te slaan, tenzij je dat zelf wenst en je een passioneel moment te bezorgen”. Ze kijkt met ietwat angstig aan maar knikt dan toch van ‘ja’.
Ik loop op haar toe en ga vlak voor haar staan. “Laat me maar doen” fluister ik en als je iets echt niet wilt, dan geef je dat gewoon aan, ok ?” Ze knikt weer. Ik ontdoe haar van haar vestje en ik begin één voor één de knoopjes van haar witte bloes los te knopen. Dit zit in haar plooirok, dus ter hoogte van haar heup, tast ik naar een ritssluiting. Die open ik en ik trek aan de zoom, haar rok naar beneden. Dan volgt de rest van haar bloesknopjes en ik schuif die van haar schouders. Ik neem haar bij de hand en ze stapt uit haar rok. Ik buk, leg die rok op een zeteltje naast de bloes.
Ik draai me om en zie een beeld van een vrouw staan. Nog steeds volledig geschminkt, wel gekleed in dure en heel mooie lingerie en met haar schoenen met kleine hakjes nog aan. Ik zie een half transparante bh met daarin ferme borsten. Ik twijfel tussen C en D. Een lichte welving in de buikstreek, een jarretelgordeltje met kousen ophouders, een paar slanke benen in fijne nylons en een licht gebronsd lichaam, ze is niet dik, maar ook niet slank, gaat regelmatig naar de zonnebank en doet ongetwijfeld iets voor haar conditie.
Ik heb één hand van haar in de mijne, bekijk haar een beetje vanop afstand en zeg : “mevrouw de gravin, je bent een prachtvrouw met een goddelijk lichaam, maar je bent nog steeds gravin.
“Dus doe je ringen en oorbellen uit, je krijgt ze straks terug en doe je schoentjes uit als je wilt”. Dat doet ze. Dan loop ik met haar op mijn blote voeten en haar kousenvoeten naar de badkamer. Ik had de beauty case mee geritst en zet die op het deksel van het wc.
Zij staat stil in afwachting, in het midden van de badkamer. Ik ga achter haar staan en maak haar bh los. Haar borsten komen vrij en zakken wat door, omwille van het gewicht. Dat kon ik in de spiegel zien. Ik haak de nylons los van het gordeltje en rol ze naar beneden. Ik ga door mijn knieën en gedwee heft ze telkens één voet een beetje op als ik de nylons van haar benen trek. Die leg ik over de beauty case. Ik maak het gordeltje los en leg dat erbij. Dan trek ik achter haar, nog steeds op mijn knieën haar satijnen slipje naar beneden en ze stapt er weer gedwee uit.
Met tot in de puntjes verzorgde en zwart geverfde haren en nog vol make up op het gelaat kijkt ze naar zichzelf in de spiegel met haar handen beschermend voor haar dikke borsten. Ik kom recht en laat de badjas van me afglijden en leg die opzij.
Nog teveel gravin, naar mijn mening, dus ik ga naast haar staan, reik haar de hand en zeg : “kom”. Ik trek haar in de inloopdouche en draai ineens de regendouche open. Gezien de eerste druppels erg koud zijn, slaakt ze een gilletje. Heel haar wezen, inclusief haar kapsel worden in een mum van tijd kletsnat. Dan draai ik de kraan toe en ik giet een scheut douchegel in één van mijn handen.
Voor commentaar op dit waargebeurde verhaal, enkel namen en locaties zijn aangepast ; stuur een berichtje naar rickdanvers@yahoo.com of hier op de site. Alle eventueel crimineel interpreteerbare feiten zijn vanzelfsprekend compleet verzonnen. Elke gelijkenis met personen of gebeurtenissen in dit verhaal, berusten louter op toeval. Tevens is dit verhaal enkel bedoeld voor de Gertibaldi site, enkel te kopiëren of te vertalen, mits voorafgaande, schriftelijke toestemming van de auteur.
Sensuele groeten,
Rick
Einde deel 1 van 4
Typisch mooi Rick d’Anvers verhaal.
Gelukkig dat je aangeeft dat de locaties verandert zijn, op 1 uurtje van de Zavel naar de Defacqstraat, enkele drankjes nuttigen en te voet terug tot aan het Centraal station, dan ben je een getraind atleet die het al lopend doet.
Als inwoner van Brussel wou ik dat toch eens bekijken op Maps.
MOOI VERHAAL. Ga zeker het vervolg lezen.