Dit verhaal is waargebeurd. Enkel namen en locaties zijn wat gewijzigd omwille van privacy.
Eerst de situatie wat uitleggen.
Ik ben Rick, ondertussen gepensioneerd, maar het verhaal vond plaats toen ik ongeveer twee- of drieënvijftig was. Getrouwd met Marianne, vier kinderen, twee jongens en twee meisjes, alle vier ondertussen netjes getrouwd, bezig zelf kinderen te produceren en dus alle vier het huis uit.
Ik heb, sinds ikzelf van de universiteit kwam, een job in de Antwerpse haven bij een expeditiebedrijf. Sinds een jaar of twee, van zodra de kinderen het huis uit waren, bezitten mijn vrouw en ik een appartement in de Louisastraat op Antwerpen Zuid. Tot dat moment hadden wij alle zes in het huis van mijn schoonmoeder gewoond, eveneens op Antwerpen Zuid, tussen de wijken Brederode en Markgrave. Nu op wandelafstand van ons nieuw appartement.
Nieuw, klopt niet helemaal, het was een volledig vernieuwd appartement in een blok van twaalf, twee maal zes hoog en wij op drie hoog op een hoek. De hele blok bestond uit vier maal tegen mekaar gebouwde blokken van twaalf appartementen. De hele wijk waarin we woonden bestond uit dat genre van appartementenblokken. We hadden voor dat appartement gekozen omdat zowat alles in de onmiddellijke omgeving te vinden was. Supermarkt, bakker, beenhouwer, kapper zaten allemaal op wandelafstand. En bovendien was het appartement op wandelafstand van het huis van mijn schoonmoeder. Mijn vrouw wou per sé weg uit het huis van mijn schoonmoeder onder het mom van privacy zowel voor ons beiden als voor haar moeder. Volgens mij was ze gewoon jaloers op het heel goede contact dat ik met haar moeder had en wou ze gewoon meer privacy voor zichzelf.
Relationeel waren Marianne en ik in een soort broer-, zus relatie gesukkeld zonder passie of enige andere vorm van seksuele activiteiten. We sliepen ook apart omwille van mijn overmatig gesnurkt, althans volgens Marianne. Regelmatige aftrekbeurten van achter mijn pc of een occasionele buitenechtelijke activiteit waren voldoende om mijn driften te bevredigen. In andere verhalen van mijn hand, krijgen jullie hier wel een beeld van.
Zodra we in het nieuwe appartement een beetje gesetteld waren, hernam het leven een gewoon gangetje. Ik was ’s morgens meestal al om acht uur op kantoor in de haven en daardoor tegen een uur of vier terug thuis. Direct deed ik mijn kostuum uit, dat droeg ik toen nog op je werk omwille van de verantwoordelijke functie, maar dat hing mijn strot uit. Dus bij het thuiskomen direct een jeans aan en een T-shirt in de zomer of een pul in de winter. Mijn vrouw werkte enkel in de voormiddag, ook de zaterdag, sinds de kinderen het huis uit waren. Ze deed de administratie op een immobiliënkantoor.
Zij maakte het avondeten zo tegen zeven, maar ze had de vervelende gewoonte om mij, regelmatig nog snel even voor sluitingsuur naar de supermarkt te sturen omdat ze nog iets nodig had dat niet in huis was. Ik heb lang gedacht dat ze het moedwillig zo regelde. Ze deed het niet dagelijks, maar wekelijks had ik zo’n wandeling aan mijn been. Ik liep dan braafjes vier blokken verder, dan naar links en in de achterliggende straat was een Carrefour. En om eerlijk te zijn, die korte wandeling heen en weer, deed mij telkens deugd. Ik deed dan snel een soort legerbottines aan en een parka en weg was ik.
Op een bepaalde dag zie ik in de derde blok naast ons, tweede tussenstuk van twaalf appartementen een afbraakfirma aan de gang. Blijkbaar was dat stuk niet meer te renoveren en zou er een nieuw blok appartementen tussen gebouwd worden. Eens het blok weg was en er gewoon een stuk braakliggende grond was, kon ik via dat stuk mijn weg naar de supermarkt danig inkorten. De stad had dan zelf beslist om tot er opnieuw gebouwd kon worden, er tijdelijk een klein parkje aan te leggen, wat gazon, een speeltuig of twee, wat struiken en drie zitbankjes. Eén in het midden van het terrein en aan elke straatkant ook ééntje. Daartussen hadden ze een wegeltje aangelegd in dolomiet. Voor mij ideaal.
Bij de tweede of derde passage op weg naar de supermarkt, zag ik een troep jongeren, zo’n tien à vijftien met brommertjes en fietsen samengetroept bij het middelste bankje lummelen. Allemaal in het zwart gekleed, met zwarte bottines, zwarte jeans, sommige hier en daar gescheurd, zwarte pull of T-shirt en daarover meestal een zwarte jas aan. De meesten, zowel jongens als meisjes hingen daar rond, zwaar geschminkt en ook zwart van kleur. De definitie van ‘hangjongeren’ was hier van toepassing. Nog een geluk dat er midden in het parkje een lantaarnpaal vlak naast het bankje stond.
De meeste buren die ook zo tussen vijf en zes in de namiddag naar de supermarkt wilden, gingen gewoon terug blokje rond om de hangjongeren te mijden. Ik niet, ik trok me daar niets van aan. Ik vond die jeugd zelfs geestig.
Af en toe riep één of andere macho in het groepje wel iets naar mij, als ik passeerde, maar ik gaf ze steeds lik op stuk. Zo riep er eentje toen ik terugkwam van de supermarkt : “hé ouwe zak, waren de patatten op ?” Ik liep met een papieren tasje met aardappelen. Ik greep met mijn vrije hand naar mijn kruis, greep mijn ballen vast en riep terug : “zonder patatten is er niks plezant joh”. Hilariteit alom.
Een andere keer riep er éne : “hé ouwe lul, wat kom je hier doen ?” Ik riep terug : “oud, akkoord, maar ik kom zeker niet mijn lul hier naast de jouwe leggen, want ge gaat wreed jaloers worden”. Weer hilariteit alom.
Op een andere keer riep er iemand : “awel ouwe lul, op weg om nog snel viagra te kopen ?” Waarop ik repliceerde : “deze ouwe lul heeft geen viagra nodig en als je me niet gelooft, vraag het dan maar even aan je moeder”. Nogmaals hilariteit alom.
In feite begon ik het een leuk spelletje te vinden. Stiekem hoopte ik steeds dat die ‘hangjongeren’ aanwezig waren in het parkje.
Van mijn jongste dochter, bij een gesprek op zondag, toen ze op bezoek was, had ik vernomen, na mijn beschrijving van de kleding van die jongeren, dat die gasten ‘Gothic-jongeren’ waren, die zich door hun zwarte make-up en kleding wat wilden afzetten tegen de gangbare maatschappij. Bij haar hadden er ook zo twee in het laatste jaar middelbaar gezeten en die hadden geprobeerd om haar erbij te krijgen. Op mijn vraag waarom zij dan geen ‘Gothic’ geworden was, antwoordde ze simpelweg, wars van alle maatschappelijk relevante thema’s :”ik hou van vele, felle kleuren en ik vind zwart geen mooie kleur”. En voor haar was het thema van de baan.
Een eerste feit dat zich voordeed, was toen ik terugkwam van de supermarkt, ik merkte dat ze met z’n tienen ongeveer rond het brommertje van één van hun stonden. Op dat ding zat iemand van hen die vruchteloos probeerde het ding aan de praat te krijgen. Hij zat op een Honda Dax, klein maar pittig en lawaaierig brommertje dat gemakkelijk op te drijven valt. Ik zet mijn boodschappen even op de grond en zeg : “wat scheelt er mannen ?” “Dat klote-ding wil niet meer starten” zegt diegene die op het ding zat. Ik zeg : “stap eens even af”. Ik pak het normaal bijzonder lawaaierig ding vast bij het stuur en bij de achterkant, hef het ding op en zet het in het licht bovenop de zitbank. Ik zie zijdelings een paar nieuwgierige blikken, want die pippo’s weten ook wel dat zo’n Dax rond de zeventig kilo weegt. Ik, samen met hen, bekijk het ding langs alle kanten, ik zie niets abnormaals, ik trek en duw hier en daar wat aan en zeg : “vermoedelijk is het de bougie (ontstekingskaars)”. Wat ik hen niet vertelde, was dat één van mijn kinderen ook zo’n ding had gehad en dat bijna steeds de ontstekingskaars het probleem was bij dienstweigering.
Ik zeg : “ik heb natuurlijk zo’n bougie niet bij en ook zo’n speciale sleutel niet”. “Maar als iemand van jullie daar de straat in loopt” en ik wijs naar een zijstraat, “en bij nummer tachtig vragen naar Mark, en vragen of hij een nieuw bougie in een Honda Dax wil steken, dan gaat die dat zeker doen”. “Zeg maar dat je door mij, Rick D’Anvers, gestuurd zijt”. Mark was de zoon van één van mijn voetbalkameraden en die werkte als leerjongen in een fietsen en moto zaak. Eén van de Gothic gasten zet het op een lopen in de richting die ik aangewezen had.
Later vernam ik dat Mark het probleem in één, twee, drie opgelost had en dat het inderdaad een kapotte bougie geweest was. Tevens had één van die Gothic gasten gevraagd wie ik wel was, want ik had die Dax gewoon bovenop die bank gezet. Mark had gelachen en gezegd : “dat is een vriend van mijn vader, die spelen nog veteranen voetbal elk weekend en pas voor die Rick toch maar op, want die heeft zijn legerdienst nog gedaan bij de para commando’s (Belgische versie van de Nederlandse mariniers), dus die kun je beter niet kwaad maken.
Verder zag ik het groepje hangjongeren af en toe en steeds kwam er wel een plagende opmerking. Eén van die keren hadden die gasten zelfs geroepen : “hé opa, bedankt voor de hulp met den brommer”.
Een andere keer, het was vol zomer, die gasten hingen weer rond in het parkje met allemaal een breezer in de hand en ze hadden mekaar zitten uitdagen, vermoed ik, flasht één van de jonge dames van het groepje haar borsten. Ze tilt haar T-shirt tot boven haar borsten en laat een paar prachtige jonge borsten aan mij zien. Het commentaar van één van de kereltjes was : “opa, daar zou wij wel eens mee willen spelen hé ?” Ik stop, met mijn boodschappen nog in de hand en zeg, alle anderen negerend : “vanzelfsprekend en juffrouw, jij hebt een bijzonder mooie voorkant, proficiat daarvoor en als je er zin in heb en een keer goed en langdurig verwend wilt worden, je weet mij te vinden”. “En wees gerust, ik ben niet zoals die snotapen hier, die, als je nog maar naar hun piemeltje wijst, al klaarkomen”. En ik wandelde verder. Nu was er weer hilariteit alom, maar duidelijk alleen bij de meisjes van de groep.
Op een regenachtige vrijdag, ergens eind november, dus na ingang van het winteruur en dus al redelijk donker tegen vijf uur, loop ik weer richting supermarkt om wat te halen voor mijn vrouw. In het park is niemand te zien, dus ik loop gewoon door. Bij het terugkomen, als ik zowat ter hoogte van het bankje in het midden van het park ben, hoor ik zacht gesnik. Ik stop en luister en ja, vanachter de struiken achter het bankje komt daadwerkelijk gesnik.
Ik zet mijn spullen op het bankje en loop naar de struiken. Daar vind ik, helemaal doornat achter de struiken één van de meisjes van het groepje hangjongeren. Ze zit met een kapot T-shirt, kapotgescheurde lange rok, bovenop haar zwarte jas, die duidelijk in het slijk lag. Ze zit te rillen van de kou, heeft uitgelopen mascara, is doornat. Er hangt één zeer blanke borst uit haar kapot T-shirt, haar beide spierwitte bovenbenen zijn opgetrokken, maar ik zie bloed tussen haar dijen en haar kapot slipje hangt ter hoogte van één knie. Ze zat zo zachtjes te wenen.
Zodra ze ziet dat ik haar ‘gevonden’ heb, begint ze heviger te wenen en bedekt haar gelaat met beide, slijkerige handen. “Shit” roep ik uit, “wat is er met jou gebeurt ?” Maar zonder antwoord af te wachten, ben ik in twee passen bij haar. Ze is doornat. Ik doe mijn parka uit, leg die over haar schouders en trek beide voorkanten samen onder haar kin. “Kom je moet hier weg uit de regen” zeg ik. “Geen politie of hospitaal” prevelt ze. “Fuck” denk ik bij mezelf, wat moet ik hiermee nu aanvangen. Ik kijk even rond, maar het parkje is volledig verlaten op ons twee na. Bij mijn vrouw in het appartement moet ik met zo’n jong wicht in zo’n staat niet afkomen, die gaat onmiddellijk de hulpdiensten en de politie verwittigen, wat ik ook zeg.
Dus kom ik direct tot de conclusie, dat ik met dat kind naar mijn schoonmoeder moet. Die kan wel helpen. Dat is vanaf het parkje ongeveer een minuut of vijf wandelen, dus strompelen we beide richting het huis van mijn schoonmoeder. Ik moet het jonge ding serieus ondersteunen, ze heeft mijn parka met beide handen vast onder haar hals, ze snikt nog, maar ze laat zich toch tot aan het huis van mijn schoonmoeder begeleiden. Ik bel want ik heb wel een sleutel van dat huis, maar die heb ik natuurlijk niet bij me. Ondertussen was het heviger gaan regenen en ook ik was doornat.
Mijn schoonmoeder doet open en voor ze iets kan zeggen, zeg ik : “Ma, noodgeval, zo gevonden in het park, vermoedelijk verkracht of overvallen, ze wil geen politie of de spoeddiensten, dus ik dacht, hier kan ik terecht”. “Kom direct binnen”, zeg ze. Ik duw het jonge ding de gang in, sluit de voordeur achter ons en laat de slijkerige jas gewoon op de grond in de hall vallen.
Ma zegt : “ik denk dat we een dokter moeten bellen”. Ik knik, maar het jonge Gothic meisje begint te protesteren. Ma grijpt in en zegt : “kind, ik bel mijn huisarts, dat is nog éne van de oude stempel en als ik zeg dat die direct moet komen voor een noodgeval, dan staat die binnen het kwartier hier”. “Die moet je onderzoeken op beschadiging, die gaat alleen vaststelling doen en eventueel een pijnstiller geven of zo, maar die houdt zijn muil als ik dat vraag, die geeft alleen een schriftelijke vaststelling af aan jou en verder niets”. “Wat jij met die vaststelling daarna doet, is jouw zaak”. De kordate aanpak van mijn schoonmoeder lijkt het jonge meisje te kalmeren.
“Kan ze deze nacht hier blijven ma ?” vraag ik. “Voor jou alles Rick” zegt ze “en ze zal een warme douche wel kunnen gebruiken, want ze is doornat en helemaal verkleumd”. Ik knik. “Zet ze maar in de douche of beter een laat ze een bad nemen, nadat de dokter geweest is Ma” zeg ik nog, “en zet ze nu even tegen de chauffage dat ze het toch wat warmer krijgt”. Ma doet wat ik vraag, ondertussen hol ik naar de keuken, warm een chocomelk op via het stoompijpje van het espressoapparaat en draai me om. Op dat moment wil Ma mijn parka van het jonge ding overnemen, maar die weigert en kijkt naar mij. Ik heb direct door dat ze bijzonder gegeneerd is en zeg : “Ma, geef ze een badjas van jou en ik draai me wel even om”. Aan een haakje achter de keukendeur hangt altijd een exemplaar badjas van mijn schoonmoeder, die loopt ermee naar het meisje, ik draai me discreet om en dan zegt Ma : “ok Rick”. Ik draai me terug om een blik van dankbaarheid op het gelaat van het meisje en op gelaat van mijn schoonmoeder omwille van mijn discretie te zien.
Ma had ondertussen naar haar huisarts gebeld en ik naar Marianne om te zeggen dat ik een noodgeval bij haar moeder had en dus wat later thuis zou zijn, waarop mijn vrouw laconiek antwoordde, “tja, dan eten we maar wat later”.
Het meisje staat nog steeds te rillen van de kou, met haar rug tegen de grootste radiator in het huis, die van de keuken. Het bleke wicht staat met een lichtroze badjas die tot aan haar enkels reikt en die ze met beide handen gesloten houdt net onder haar kin te leunen tegen de warme radiator.
Nog geen vijf minuten later, gaat de bel. Ik doe open en dokter Watteeuw komt binnen. Ik breng hem naar de keuken en vertel wat ik gevonden had in parkje. Watteeuw is vermoedelijk al lang op pensioen, of zou het moeten zijn, hij zegt niets, bekijkt het jonge ding in de keuken en zegt dan : “het lijkt me best dat ze even op een bed gaat liggen zodat ik haar kan onderzoeken”. Het meisje kijkt angstig.
Tegen mijn schoonmoeder zeg ik : “Ma, ze kan natuurlijk beneden in de vroegere kamer van mijn zonen, ze kan ook op de vroegere kamer van één van mijn dochters, maar het lijkt me best om ze nu even in mijn oude slaapkamer te leggen op het eerste, dat is vlak bij de badkamer”. “Nadien kan ze nog kiezen waar ze wil slapen”. ”Ik zal ondertussen een ligbad vullen, dat is beter dan gewoon douchen”. Watteeuw zegt daarop : “heel verstandig mijnheer D’Anvers”. Op die manier trek ik me discreet terug terwijl de dokter haar onderzoekt. Wij met z’n allen in stoet naar de eerste verdieping. Ik duik de badkamer in en draai de kraan van het ligbad open. Watteeuw en mijn schoonmoeder lopen de slaapkamer aan de éne kant van de badkamer binnen, die aan de andere kant is die van mijn schoonmoeder.
Ik kieper een hele boel badparels in het water en zorg er voor dat het water erg heet, maar net verdraagbaar is. Dan leg ik twee grote handdoeken klaar en ik ga even op de gang staan.
Daar hoor ik toevallig Watteeuw vanuit onze oude slaapkamer zeggen : “meisje, je hebt geluk bij een ongeluk, ik kan geen echte beschadigingen, buiten wat schaafwonden en blauwe plekken vaststellen, het bloed op je bovenbenen is van je ontmaagding”. “Je bent dan wel fysiek niet echt beschadigd, je bent wel emotioneel en psychologisch beschadigd”. “Je bent verkracht en daardoor tegelijk ontmaagd, dat is nogal wat om te verwerken”. “Ik schrijf je de mornig after pil voor, die dien je morgenvoormiddag te nemen”. “Kwestie van geen ongewenste zwangerschappen te zien”. “Tevens schrijf ik je de pil voor, mocht je nadien seksueel actief worden, maar heel eerlijk, voorlopig raad ik je dat af”. “Probeer de dingen die je overkomen zijn eerst maar wat te verwerken, dat gaat al niet zo evident zijn”. “Mocht ik dat kunnen voorschrijven, dan schreef ik je een verblijf van minimum zes maanden hier bij Bea Seghers (de naam van mijn schoonmoeder) voor”. “Maar in de plaats schrijf ik je een licht slaapmiddel voor, dat gaat ervoor zorgen dat je kunt inslapen, dat is één en vooral dat je geen nachtmerries of zo hebt, waardoor je tenminste aan voldoende uren slaap komt, dat is twee”. “Als je wakker bent zul je al automatisch, veelvuldig aan het gebeuren gaan denken”. “Een pil daartegen bestaat niet echt, de enige remedie daartegen is praten”. “Normaal zou ik je naar een psycholoog moeten sturen, maar als jij me beloofd, dat je telkens je het moeilijk hebt, of gewoon maar aan wat gebeurt is denkt, dat je dan onmiddellijk met Bea hier, erover praat, is het ok”. “Meer vraag ik niet van je, slik je tranen niet in, krop niet op, babbel het van je af, bij de minste gedachte aan wat gebeurt is, of als je jezelf triest of futloos of kwaad voelt, direct met Bea hier praten”. “Verder schrijf ik je veertien dagen vrij van school en een verslag van wat je overkomen is dat je eventueel bij de politie kunt gebruiken bij aangifte, maar daar moet jij zelf voor kiezen”. “Vooraleer je terug naar school gaat, wil ik je op consultatie bij mij zien, dus binnen een dag of tien, akkoord ?” Ik hoor haar niet, maar vermoed dat ze ‘ja’ knikt.
In de badkamer draai ik de kranen toe. Ik hoor niets meer uit de aanliggende slaapkamer, dus ik roep in de gang : “het bad is klaar, Ma ik ga al naar beneden en op het koertje een sigaretje roken”. “Wacht even roept Watteeuw, ik ga mee en hij verschijnt in de gang”. Beiden installeren we ons op het koertje, ik steek een sigaret op en dokter Watteeuw steekt een sigaartje op. Hij zegt : “Rick, (hij kent me al van toen mijn vrouw en ik mekaar net hadden leren kennen) je hebt er goed aan gedaan om Kato (de voornaam van het Gothic kind) naar hier te brengen”. “Via de spoed en eventueel de politie zou ze in een mallemolen terecht gekomen zijn, wat meer kwaad dan goed voor haar zou gedaan hebben”. “Kato heeft veel geluk gehad dat jij het bent die haar gevonden heeft en dat jij nog een schoonmoeder hebt, zoals die van jou”. Wat ik niet wist, is dat het venster van de badkamer boven openstond en dat zowel Kato als mijn schoonmoeder mijn gesprekje met de dokter gehoord hadden. Watteeuw zegt : “ik ga maar eens weer, want als ik me niet vergis zaten er nog twee patiënten in mijn wachtkamer”. Hij drukt zijn sigaartje uit en ik laat hem uit.
Iets later verschijnt mijn schoonmoeder op het koertje en zegt : “je hebt er goed aan gedaan ze naar hier te brengen Rick, ik zorg wel voor haar, zolang ze het nodig vindt”. “Ze ligt nu in bad en ik heb ze al een slaappil gegeven, ik leg ze na haar bad, in bed”. “Ga jij maar snel naar huis om geen moeilijkheden met mijn dochter te krijgen, maar als je kunt, kom morgenvroeg even langs”. Een minuut of tien later was ik thuis. Marianne trok wel een zuur gezicht, maar dat liet ik over me heengaan.
De dag erna, op zaterdag stond ik al bij mijn schoonmoeder in de keuken om een uur of negen. “Ze slaapt nog in jullie oude bed”, zegt ze. “Wil jij de voorschriften van dokter Watteeuw voor Kato bij de apotheek van wacht gaan halen ?” “Ik durf haar niet alleen te laten, dat lijkt me niet verstandig”. Ik knik en ga onmiddellijk door. De apotheker keek wel wat vreemd op als hij zag dat een ongeveer vijftig jarige man, een morning after pil, een doos van ‘de pil’ voor dagelijks gebruik en dan nog een doos inslapers kwam halen. Bij het zien van de handtekening van Watteeuw, gaf hij de spullen mee.
Zodra ze afgeleverd waren bij mijn schoonmoeder, gaf die aan dat ik voorlopig beter niet met Kato contact zou hebben, gewoon omdat ik een man ben. Dat begreep ik, dus ik ging gewoon weg, zonder Kato gezien te hebben.
Diezelfde avond tegen vijf ging in naar het parkje. Daar stonden een stuk of zes van die hangjongeren en ik sprak ze aan. “Hoi, kennen jullie iemand die bij Kato in de klas zit ?” Eén van de meisjes zat inderdaad in de klas van Kato en ik vroeg haar om alle notities voor Kato voor minimaal de volgende veertien dagen te kopiëren omwille van familiale problemen. Die was daar direct toe bereid. Van haar kwam ik ook te weten, dat Kato enig kind was van een koppel waarvan zowel de moeder als de vader nogal veel dronken, de vader was werkloos en de moeder was in de voormiddag poetsvrouw in een verzorgingstehuis. Veel centen had die familie dus niet en bovendien kreeg Kato blijkbaar regelmatig slaag van haar vader als die teveel gezopen had. Het meisje beloofde me om voor die notities te zorgen, zolang nodig.
De zaterdag erna ging ik tegen negen naar mijn schoonmoeder. Die wou net aan haar ontbijt beginnen en zit in een dikke peignoir aan de keukentafel. Ik maak me een koffie. “Lukt het hier een beetje met Kato ?” vraag ik. “Geen probleem Rick” zegt ze, “Kato, slaapt alle nachten zeker tien uur aan één stuk door dankzij de pilletjes van dokter Watteeuw, en we hebben al verschillende keren zitten babbelen”. “Ik begin nooit zelf om haar niet onder druk te zetten, maar ze begint geleidelijk aan uit zichzelf te babbelen”.
Ineens komt Kato de keuken binnen. Ze schrikt een beetje als ze mij ziet. Ik herken ze bijna niet. Een jong meisje, in een heel lang slaapkleed, dat ik nog herken als ooit van mijn jongste dochter geweest en met heel grote, dikke pantoffels aan van het model ‘snoopy’. Ook ooit van mijn jongste geweest. Het slaapkleed is roze met een ‘snoopy’ erop afgebeeld en het reikt tot bijna aan haar enkels. Ik herken haar bijna niet omdat ze helemaal geen zwarte make-up op heeft. Ze heeft licht krullend, lang zwart haar tot op haar schouders, een heel witte gelaatstint en een wat angstige blik in haar triest staande ogen.
Ik had mezelf al een koffie genomen, spring recht, zeg tegen haar : “zet je en wat wil je drinken ?” “Doe maar koffie” zegt ze. Een minuut later staat er een dampende kop koffie voor haar en veiligheidshalve zet ik me naast mijn schoonmoeder aan de andere kant van de tafel. Ik vertel haar dat éne Iris, voor haar, alle notities van de school voor de voorbije week en de volgende week gaat bezorgen en dat die vorige maandag ook het doktersbriefje op school had afgegeven. Maar dat ik haar niet verteld had, wat er gebeurd was, gewoon dat Kato wat familiale problemen had. Kato glimlacht flauwtjes uit dankbaarheid.
Mijn schoonmoeder vertelt dat Kato naar de kelderverdieping verhuisd was, daar sliep ze in één van de vroegere bedden van mijn zonen, daar was een douche, een tv, een stereo en Kato had daar meer privacy omdat Ma daar toch bijna nooit kwam.
Het gesprek gaat wat moeizaam en stokt. Kato had nog geen woord gezegd. Dus zeg ik maar : “Kato, voel jij je ongemakkelijk als ik hier ben ?” Ze knikt. Fluisterend zeg ze : “jij hebt mij half bloot gezien in een voor mij verschrikkelijke situatie, dat vind ik bijzonder genant”. Ik antwoord daarop : “maar Kato toch, die situatie heb jij niet veroorzaakt, in tegendeel, toevallig kwam ik daar voorbij en deed wat ik dacht dat nodig was”. “Je had daar helemaal bloot mogen liggen of zelfs zo hier aan tafel zitten, ik zou of zal nooit iets doen wat jij niet wilt”. “Je bent een heel mooie jonge vrouw, dat staat vast, maar je mag nu vooral niet gaan denken, dat elke vent zich naar jou toe of naar andere vrouwen toe, gaat gedragen als diegene die jou vorige week vrijdag zo behandeld heeft”. “Trouwens, wil je mij zeggen wie jou zo toegetakeld heeft ?” Ze aarzelt maar fluistert dan toch “Jacko”. “De zoon van de bakker ?” vraag ik. Ze knikt.
Ma grijpt in en vraagt aan mij : “Rick wat ben je van plan ?” “Dat weet ik zelf nog niet Ma”, zeg ik. “Jaja”, zegt mijn schoonmoeder “maar ik ken jou, als jij die pippo tegenkomt, ga jij je nog moeten inhouden om hem niet dood te kloppen”. Kato bekijkt mijn schoonmoeder met verbazing. Ik antwoord : “maak je geen zorgen Ma, ik ga voor zo’n klojo niet in de gevangenis zitten”. “Ik moet daar nog eens over nadenken”. “Bovendien ga ik nooit iets doen zonder de uitdrukkelijke toestemming van Kato hier”. Kato lijkt opgelucht.
Om het gesprek over een andere boeg te gooien, zeg ik : “en Kato, kan je het hier wat gewoon worden met die ouwe knar hier in je buurt” en ik wijs naar mijn schoonmoeder. Kato kijkt verontwaardigd en reageert fel : “dat is de liefste vrouw die ik ooit tegenkwam !” “Dat weet ik wel” sus ik haar en geeft mijn schoonmoeder een lieve kus op haar kaak. Mijn schoonmoeder en ik hebben een heel nauwe band met mekaar en weten quasi alles van mekaar, ook al heb ik haar nooit geneukt. In andere verhalen van mijn hand, wordt dit wel duidelijk. Tegen Kato zeg ik “tja, Kato, hoe oud ben jij eigenlijk ?” “Zeventien” zegt ze. “Wel” vervolg ik, “een zeventienjarige laten samenhokken met een zeventigjarige, dat is niet zo vanzelfsprekend”.
Kato kijkt me aan en zegt : “mijnheer Rick, jij en je vrouw hebben hier toch altijd gewoond, jouw kinderen zijn volgens Bea hier opgegroeid en die zijn toch allemaal goed terecht gekomen ?” “Daar zal Bea wel voor een groot stuk toe bijgedragen hebben”. “Eigenlijk, ook al heb ik ze nog nooit gezien, ben ik stik jaloers op jouw kinderen”.
‘Shit’ dacht ik bij mezelf, mijn Ma heeft al veel verteld tegen Kato en dat jong wicht speelt hier al direct advocaat voor mijn schoonmoeder en geeft me hier direct ‘lik op stuk’. Even wist is niet wat zeggen. Om mij te herpakken zeg ik : “Kato, ik heb een schoonmoeder uit de duizend, zo bestaan er geen twee, die weet meer over mij dan mijn vrouw en ik weet heel zeker dat jij hier in heel goeie handen bent”. Mijn schoonmoeder zat gewoon te grinniken. Tegen mijn schoonmoeder zeg ik : “jij lepe feeks, als jij met Kato hier tegen mij gaat samenspannen, dan heb ik helemaal niets meer te zeggen” en ik zucht diep. Ma lacht hartelijk en zegt : “Rick, je ziet in die meid zit nogal wat pit, hé”. “Is al goed” zeg ik, tegen jullie twee kan ik niet op, ik ga al”. Nu zijn zowel Bea, mijn schoonmoeder en Kato samen aan het lachen. Ik zeg : “jaja, mij nog uitlachen ook, daar kan mijn ego niet tegen, salut”. Ik sta op en ga naar huis.
’s Avonds na elven krijg ik telefoon van mijn schoonmoeder en die zegt : “Rick, jong, voor de eerste keer sinds Kato hier is, heb ik ze zien lachen toen jij hier deze morgen was”. “Probeer wat meer langs te komen”. Dat beloof ik haar dan maar.
De woensdagavond erna, zit ik bij mijn schoonmoeder op het koertje een sigaret te roken als Kato verschijnt. Ze rookt een sigaretje mee. Mijn schoonmoeder was de wasmachine gaan leegmaken. Dus ik zat alleen met Kato. De eerste paar minuten zegt ze niets en dan ineens : “bedankt Rick voor wat je voor mij doet”. Ik kijk haar aan en zeg : “iedereen die jou daar zo aantrof zou je geholpen hebben, dus veel heb ik niet gedaan, mijn schoonmoeder daarentegen, die doet wat voor jou”. “Weet ik” zegt Kato.
Er volgen nog een hele boel zaterdagse- of woensdagavond ontmoetingen op koertje en we hebben telkens een leuke babbel.
Op een goeie zaterdag, loop ik weer bij mijn schoonmoeder binnen. Had mijn sleutel gebruikt maar tref niemand op het koertje of in de keuken. Ik dacht al, die twee zijn weg. Maar dan hoor ik wat geluid van op de eerste verdieping. Ik loop stil naar boven en zie de kamerdeur van mijn schoonmoeder half open staan. Tot op vandaag weet ik nog steeds niet of zij dat met opzet zo geregeld had.
Ik sta in de deuropening van haar slaapkamer en zie een volledig naakte schoonmoeder met haar handen op haar eigen borsten, midden op haar bed liggen, met een volledig naakte Kato languit op haar buik, bezig het kutje van mijn schoonmoeder te likken. Het ranke en blanke lichaam van Kato ligt tussen de bovenbenen van mijn schoonmoeder. Haar handen liggen onder de handen van Ma op de borsten van mijn schoonmoeder.
Ma is grotendeels van de wereld. Ik sta tegen de deurstijl geleund het tafereel te bewonderen. Dan bemerkte mijn schoonmoeder me en zegt met trillende stem : “hoi Rick, je bent wat te vroeg”. Kato, veert recht als door een horzel gestoken, trekt bliksemsnel een laken over haar naakte lichaam en kijkt me schuldig aan. Ma blijft gewoon naakt midden op het bed liggen. Dat lichaam had ik vroeger al gezien.
Ik zeg, “ik ga beneden een sigaretje roken, doe gerust verder en maak maar af wat jullie begonnen zijn”. Ik pak me in de keuken een koffie en ga op het koertje zitten.
Einde Gothic deel 1
Vervolg in deel 2
Voor commentaar op dit waargebeurde verhaal, enkel namen en locaties zijn aangepast ; stuur een berichtje naar rickdanvers@yahoo.com of hier op de site. Alle eventueel crimineel interpreteerbare feiten zijn vanzelfsprekend compleet verzonnen. Elke gelijkenis met personen of gebeurtenissen in dit verhaal, berusten louter op toeval. Tevens is dit verhaal enkel bedoeld voor de Gertibaldi site, enkel te kopiëren of te vertalen, mits voorafgaande, schriftelijke toestemming van de auteur.
Sensuele groeten,
Rick
Leuk en mooi opgebouwd verhaal
Stevig verhaal!
Uw schrijfstijl is een boek waard.
Boeit van de eerste tot de laatste letter!
Thx