Togo
Vervolg van Bert 3
Op de eerste maandag na haar vertrek hadden ze afgesproken om ‘s avonds tegen acht uur te skypen. Ze vertellen mekaar dat ze elkaar verschrikkelijk missen, dat hij haar graag ziet en zij zegt net hetzelfde van hem. Het gesprek verloopt evenwel moeizaam, de verschillende duizenden kilometer tussen he beiden, wegen op hen.
De volgende paar dagen skypen Bert en Amélie elke avond. Af en toe laat Amélie een glimp van haar prachtige borsten via skype aan Bert zien, maar gezien zij met haar zoontje bij haar ouders inwoont, zit er meer dan dat niet in. Te weinig privacy en het voelt ook niet echt lekker. Bert van zijn kant gaat elke dag werken als een soort zombie. Hij beseft maar al te goed, dat hij deze situatie geen vier maanden meer volhoudt. De dag dat hij officieel op pensioen gaat.
De laatste vrijdag van de maand is er altijd een soort overzicht vergadering waarin de voorbije maand overlopen wordt en waarin eveneens geplande acties voor de volgende maand besproken worden. Als Bert de vrijdag van de eerste week na het vertrek van Amélie, op de hoofdzetel van de bank waar hij werkt, zo’n vergadering met collega’s en zijn rechtstreekse baas afwerkt, merkt die laatste op dat er met Bert iets niet klopt. Jean-François, zijn overste, roept hem op zijn kantoor na de vergadering. Jean-François is een jonge kerel, een dertiger, met een resem academische titels, een echt yuppie die de oudere werknemers als veel te duur en ‘altijd alles beter wetend’ bestempeld.
“Wat scheelt er Bert” vraagt hij. “Je hebt hier nog vier maanden te werken en je loopt er als een zombie bij, dat is toch voor niks nodig ?”
Bert aarzelt. Hij kan toch moeilijk zijn liefdesperikelen aan zo’n jonge snaak kenbaar maken. Jean-François, merkt de aarzeling bij Bert en zegt : “Bert jong, jij bent één van de gelukkigen”. “Jij mag met vervroegd pensioen met een heel genereuze uitkering.” “Waarom loop je er in godsnaam zo triestig bij.” “Je zou moeten blij zijn, nog vier maanden en je kunt van het leven gaan genieten met een riant pensioen en een gouden handdruk bovenop.”
Bert knikt en na enige aarzeling zegt hij “Jean-François, je hebt gelijk, wat is nu vier maanden op een heel leven.” “Maar ik heb een probleem, jij weet, dat vertelde ik je ooit, wat mij overkomen is met mijn eerste en mijn tweede vrouw.” “Dat is een klote geschiedenis.” “Maar nu Jean, nu heb ik de liefde van mijn leven tegengekomen en ze is vandaag, precies een week terug in haar thuisland, maar ik voel me ellendig.” “Ik kijk enorm op tegen die vier maanden dat ik hier nog moet presteren.” “Ik ga dat niet volhouden.”
Jean-François bekijkt Bert van achter zijn bureau. Een jaar of vijf geleden toen hij bij de bank met de oranje leeuw als logo begon, had hij met alle medewerkers, zijn ondergeschikten een grondig gesprek gehad. Hij had maar met één oor naar het levensverhaal van Bert geluisterd, maar hij herinnerde zich dat nog. Hij wist nog perfect dat hij toen dacht, ‘wat een idioot om zich zo door vrouwen te laten pluimen’. Maar de afgelopen vijf jaar was wel gebleken dat Bert zijn werk minutieus deed. Die vent was nooit op een foutje te betrappen, had nooit problemen veroorzaakt en was daardoor bij Jean-François toch wel wat in achting gestegen. Hij keek snel even in zijn computer en zei : “Bert, ik snap je probleem, ik zie hier dat je nog twee weken vakantie kunt opnemen, voor de datum van je pensioen”. Ondertussen drukt Jean-François even op de intercom naar zijn secretaresse en zegt “Elise, stuur Olivier eens naar mijn bureau.”
“Kijk” zegt Jean-François “Bert, jij bent als het ware het slachtoffer of de geluksvogel, naargelang hoe je het bekijkt, van de grote reorganisatie en kostenbesparing die de bank doorvoert”. “In totaal worden meer dan drie duizend medewerkers ontslagen of met vervroegd pensioen gestuurd.” (In die tijd (2018) was er in de pers nogal wat beroering over de ontslagronde bij deze Nederlandse bank, terwijl ze gelijktijdig dat jaar meer dan zeven miljard euro winst hadden gemaakt) “Bert, jouw job kan evenwel niet weggegomd worden”. “Sinds deze week, loopt hier ene Olivier Rommens rond, die jouw job moet gaan overnemen”. “”Je zult hem zo dadelijk gaan ontmoeten”. “Normalerwijze zou die de laatste twee maanden van je carrière hier bij de bank, met jou mee op pad gaan naar alle kantoren”.
Op dat moment, wordt er op de deur geklopt waarop Jean-François “Entrez !” roept. Een jonge kerel, ergens midden twintig, komt binnen. “Mag ik je voorstellen” zegt Jean-François “Olivier, kom binnen, dit hier is Bert, de man die jij gaat vervangen”, en tegen Bert, “Olivier, jouw vervanger.” Bert en Olivier schudden mekaar de hand. Bert bestudeerd hem even en denkt, dat ziet er een sympathieke knul uit. Open en vrolijk gezicht, erg jong dat wel, maar die kerel heeft wel een warme uitstraling.
Jean-François schraapt zijn keel en zegt : “Olivier, we hebben een kleine wijziging in de planning”. “Normalerwijze zou jij de maanden mei en juni met Bert de baan op gaan en tot dan heb je verschillende cursussen en andere opleidingen te volgen, dien je je met het computer systeem en de mensen op het hoofdkantoor vertrouwd te maken, maar omwille van privé redenen van Bert hier, moeten we dat alles een beetje aanpassen”. “De volgende twee weken, zit je hier nog op kantoor, maar de derde week vanaf nu, ga je met Bert op pad gedurende twee weken”. “Voilà, dat is de maand maart, voor de maand april is Bert er weer niet, gedurende de eerste twee weken en de derde en vierde week gaan jullie terug samen op pad”. “Hetzelfde voor de maand mei en juni”. “In totaal kom je zo aan twee maanden samen met Bert op de baan, zoals voorzien en nog twee maanden opleiding hier op kantoor”. “Zie je dat zitten ?” vraagt Jean-François aan Olivier. Die knikt enthousiast. “Ga naar Elise en leg haar de nieuwe planning uit en zeg haar dat ze de nodige schikkingen daarvoor maakt, maar stuur ze eerst even naar hier, je kunt haar nadien alles wel vragen”. Bert kijkt vol ongeloof naar Olivier die het kantoor verlaat en dan naar Jean-François. Een minuutje later komt Elise binnen. Een nogal rondborstige vrouw, ergens eind dertig, met een knot in haar haren, in mantelpak, erg streng kijkend, met een bril van zwaar montuur, komt het lokaal binnen.
“Monsieur Jean ?” zegt ze al vragend. Ze kijkt Bert even vriendelijk aan en kijkt dan naar Jean-François. Het ontgaat Bert niet dat de blik in haar ogen ineens veel zachter, bijna smachtend zich naar Jean-François richt. “Elise” zeg die, “Bert hier, gaat op missie naar ….” hij aarzelt even en zegt dan “Togo”. “De eerste twee weken van de vier volgende maanden”. Bert gelooft zijn oren niet en kijkt stom van verbazing naar Jean-François. Die negeert Bert en zegt tegen Elise “Je boekt voor elke periode van twee weken een heen- en terugvlucht van Zaventem naar Lomé in Togo en je boekt hem een hotel daar voor diezelfde vier periodes”. “Heb je een hotel in gedachten Bert ?” vraagt hij licht glimlachend. “Eeeuh, het Sarakawa is niet slecht naar het schijnt” zegt Bert aarzelend. “Komt in orde mijnheer Jean” zegt Elise en ze verlaat het kantoor. “Ah ja, Elise” zegt Jean-François vlak voor ze de deur wil toetrekken “de tweede week van mei en de tweede week van juni schrijf je in als vakantie voor Bert, maar je houdt wel de retourvlucht op het einde van die veertien daagse periode.” Elise knikt en sluit de deur.
“Hoe…..?” wil Bert vragen aan een lachende Jean-François, maar die wuift zijn vraag weg en zegt “Bert, de laatste vijf jaar hier ben ik je leren waarderen als een betrouwbaar en discreet persoon, nooit problemen, altijd diplomatisch maar toch kordaat”. “Dat bewonder ik en ….” hij aarzelt een beetje “Jacques uit Luik, die je nogal goed kent en die ondertussen met Aurélie is, is de broer van mijn mama”. “Ik ben het voorbije weekend trouwens bij hem, samen met mijn vrouw op bezoek geweest en we hebben het nog over jou en Amélie gehad.” Nu breekt mijn klomp, dacht Bert bij zichzelf.
“Nog één ding” zegt Jean-François” jij zorgt er wel voor dat Olivier perfect opgeleid geraakt ?” “Komt in orde” zegt Bert en wil het kantoor verlaten. Bij de deur gekomen, draait hij zich om en zegt “Jean-François, ook nog één ding….” Die neemt juist een slok van een mok koffie die op zijn desk stond. “Heb jij een buiten echtelijke met Elise ?” Jean-François, verslikt zich in zijn koffie en met een rood hoofd kijkt hij Bert aan “hoe …..?” “Ik ben niet blind….” zegt Bert en glimlacht. Jean-François legt stilzwijgend een vinger op zijn lippen als teken dat Bert zijn mond moet houden. En Bert zegt met een iets luidere stem “merci monsieur Jean” en verlaat het kantoor. Bij het bureau van Elise zegt die glimlachend : “Bert jouw vlucht staat voor zondag voormiddag gepland, je dient in Zaventem te zijn tegen twintig voor zeven en de vlucht gaat via Accra in Ghana.” “De tickets liggen klaar aan de balie en je zult kort na de middag in Lomé zijn”. “Jouw reis visum en het bewijs van logies zullen in Lomé bij de douane al klaar liggen, je hoeft enkel je naam aan de douane te geven met je geldig paspoort”. “Bedankt Elise” zegt Bert en dan fluister hij “die Jean-François is zo’n slechte nog niet”. Elise kijkt op en Bert ziet weer die vertederende blik in haar ogen. “Zeker weten” fluistert ze en ze kijkt onmiddellijk terug op haar computer scherm. Bert wou bijna al dansend en zingend het kantoorgebouw verlaten.
Eens terug in zijn eigen appartement, bedenkt Bert dat hij zondag of ten laatste maandag, Amélie terug ziet. Hij juicht van binnen. Zou hij haar van zijn komst verwittigen ? Hij besluit dat niet te doen. Wel belt hij Louis, de broer van Amélie op en vraagt of hij in de buurt van Amélie is. Dat is niet het geval. Dan zegt hij tegen Louis, dat hij Amélie ontzettend mist en dat hij als verrassing zondag in de middag in Lomé aankomt, maar dat Louis niets tegen Amélie mag zeggen. Die belooft dat en Louis geeft aan dat hij bijzonder blij zal zijn om hem eindelijk een keer te kunnen ontmoeten.
De zaterdag besteed Bert aan het kopen van geschenkjes. Hij koopt een paar handtassen voor de dames, zowel voor de mama van Amélie, als Amélie zelf en voor de vrouw van Louis. Dan koopt hij, dat was het moeilijkste een paar stukken speelgoed voor jongens voor de leeftijdscategorie van vier jaar. Het probleem was dat hij al die geschenken in een koffer moest krijgen om ze zo mee naar Lomé te krijgen. Echt grote spullen konden dus niet. ’s Avonds gaat Bert vroeg slapen om de zondag op tijd op de luchthaven te zijn.
Het vliegtuig vertrekt op tijd in Zaventem, maar tijdens de vlucht is er enorm veel getater en rumoer aan boord. Bovendien lopen ze meer dan een uur vertraging op in Accra, hun tussenstop in Ghana. Slecht iets na vijf uur ’s na de middag, stapt Bert uit het vliegtuig op Gnassingbé Eyadema Airport in Lomé. Na de nodige douane formaliteiten waar zijn visum en bewijs van logement inderdaad klaar lagen stapt hij de aankomst hall binnen. Even zoeken tussen de wachtenden en een heel grote, struise zwarte man stapt resoluut op hem af. “Monsieur Bert ?” vraagt hij aarzelend. Louis had enkel Berts gelaat gezien tijdens hun gebabbel op skype, maar hij was ook de enige blanke die uit het vliegtuig van Accra stapte.
Louis pakt de heel grote rolkoffer van Bert over en beent naar de uitgang. Bert loopt met zijn handbagage achter hem aan. Toch merkwaardig denkt Bert bij zichzelf, Louis is de jongste van de drie. Een boom van een vent, net geen twee meter groot, ergens begin twintig, Aurélie is de oudste, heel slank gebouwd maar toch veel molliger dan Amélie en zij is ongeveer een meter tachtig en de middelste van de drie, is Amélie, die is dan weer net geen meter zeventig, heel slank, op het magere af. Bert kon zich al moeilijk voorstellen dat Amélie en Aurélie zussen zijn. Die lijken helemaal niet op mekaar en Louis lijkt helemaal niet op hen. Bij gelegenheid moet ik hun mama daar toch eens over aanspreken, dacht Bert bij zichzelf.
Louis gooit de rolkoffer in een heel aftandse Toyota Landcruiser en smijt de handbagage er ineens bij. In de broeiende hitte, ook al is het na vijf in de namiddag stapt Bert in de Cruiser. Het ding is rot versleten en hangt hier en daar met straps en ijzerdraad aan mekaar. Op weg naar het hotel Sarakawa, een hotel van de Mercure groep, babbelen beide over van alles, onder andere de Landcruiser van Louis. Die blijkt al meer dan vijf honderd duizend kilometer op de teller te hebben en rammelt aan alle kanten. Louis bekent eerlijk dat hij geluk heeft iets van auto mechanica te kennen en dat hij bij CFAO Motors in Lomé, de Toyota concessie van Togo, het ding zeer goedkoop op de kop kon tikken, dat zijn zus Aurélie de auto betaald had voor hem en dat hij, omdat er een aantal van zijn vrienden bij CFAO werken, hij zijn Cruiser in de garage gratis zelf mag onderhouden en hun gereedschap gebruiken. Louis babbelt honderd uit met Bert en het is alsof ze mekaar al jaren kennen.
In het hotel aangekomen, blijkt dat Elise van de bank voor hem een dure suite gereserveerd heeft en het hotel echt niet moet onder doen voor een Hilton in Brussel of Amsterdam. Bert vraagt aan Louis om even in de bar ‘Le Sio’ te wachten tot hij zijn spullen naar de kamer gebracht heeft.
Een dikke tien minuten later zit Bert bij Louis in de bar. Die had nog niets te drinken besteld en Bert bekijkt hem nieuwgierig. “Ik kan dat niet betalen monsieur Bert” zegt hij. Bert besteld twee biertjes en zegt, “niks ‘monsieur’ meer Louis, gewoon Bert, meer niet”. Louis knikt en geniet van zijn frisse pint.
“Weet Amélie al dat ik hier ben ?” vraagt Bert. “Non, non, monsieur B… eeuh Bert” zegt Louis. Bert glimlacht. Dan zegt hij, “Louis ik ga zo dadelijk mijn spullen in de kamer uitpakken en terwijl zou jij als je wilt, naar Amélie moeten rijden, breng haar, met haar zoontje Kibo, jouw vrouw en jullie mama mee naar hier”. “Ze hebben hier twee chique restaurants, ik trakteer op een etentje”. Louis’ ogen worden groot, “hier ?” vraagt hij “hier krijg ik mijn vrouw en mijn mama nooit mee naar toe, dat is hier veel te chique en veel te duur.” “Oei” zegt Bert, “heb je een beter voorstel ?” vraagt Bert. “Ja” zegt Louis, “hier een dikke honderd meter verder op de boulevard du Mono, richting stadscentrum is het restaurant van Abou Kassem, die bezit een Toyota van bij CFAO en daar ben ik met mijn vrouw al eens geweest, het is daar heel goed en redelijk goedkoop eten, je krijg er heel veel voor je geld.” “Goed” zegt Bert dan gaan we daar naar toe.” “Wil jij daar voor je ze gaat halen een tafel voor … eeuh zes reserveren ?” Bert ziet weer dat Louis iets ongemakkelijk wordt. “Wat scheelt er ?” vraagt Bert. “Eeuhh… mag Sefu ook meekomen anders blijft die alleen thuis.” “Wie is dat ?” vraagt Bert. “Dat is de vader van mijn vrouw” zegt Louis, die is stok oud en woont bij ons in.” “Reserveer dan maar voor zeven” zegt Bert “en nog iets Louis “ik wil dat er nooit misverstanden tussen ons ontstaan, dus als er iets is, wat dan ook, zeg het me gewoon direct en rechtuit.” “Ik zag je aarzelen over Sefu en over hier in het hotel eten, dat hoeft helemaal niet.” “Gewoon zeggen wat je denkt, eerlijk en open, daar hou ik van en Louis, ik doe dat zelf ook.” “Als er ‘getuigen’ bij zijn, wel liefst discreet zeggen wat je denkt, al fluister je het in mijn oor, maar alsjeblieft, nooit liegen of iets verzwijgen, dat geeft nadien enkel maar problemen.” Bert had terwijl hij dat zei, recht in de ogen van Louis gekeken en die keek hem met open blik aan.
Dan glimlacht Louis en zegt zachtjes “nu snap ik wat mijn zus in jou ziet, ik dacht eerst die heeft één of andere rijke Belg aan de haak geslagen net zoals mijn andere zus, maar nu snap ik het, ik ga altijd rechtuit naar jou toe zijn, dat is hier in Togo niet echt de gewoonte, maar voor jou maak ik met plezier een uitzondering.” Een brede glimlach verschijnt op zijn gelaat en hij steekt zijn hand uit. Bert schudt de hand van Louis en begint ook te lachen. Ze drinken beide nog een biertje en Louis vertrekt. “Tegen acht uur bij Abou, is dat goed ?” vraagt Louis. Bert knikt. “Ah ja,” vraagt Bert “op welke naam reserveer je ?” “Mygondé” zegt Louis, “dat is onze familie naam.” Louis wil door gaan, maar Bert zegt nog, omdat hij al een beetje door heeft hoe Louis in mekaar steekt “Louis, c’est toi le chef (jij bent de baas), tu les ordonnes de venir avec toi, pas d’excuses, (je beveelt hen met jou mee te komen en laat ze geen uitvluchten verzinnen). Louis glimlacht terug en knikt. Bert bestelt nog een biertje. Hij ziet in Louis een goeie compagnon.
Terug op zijn kamer, ledigt Bert zijn koffer, legt alle spullen netjes in de voorziene kasten en legt de geschenkjes voor de dames en voor Kibo klaar op het bed. Het zijn neutrale verpakkingen en je kunt helemaal niet zien wat de cadeautjes inhouden. Hij wil net in de douche stappen als hij een sms van Louis krijgt : ‘réservation ok’. Bert glimlacht en laat zich nadien de regendouche wel gevallen. Tegen half acht, loopt Bert helemaal omgekleed in een witte pantalon, mocassins en een wit hemd met lange mouwen door de hall van het hotel op weg naar het restaurant.
Na een dikke vijf minuten loopt hij naar bij Abou Kassem met de meegebrachte geschenkjes, binnen en vraagt naar de reservatie van Mygondé. Een grote tafel waar men gemakkelijk met z’n tienen kan aanzitten staat voor hen klaar, helemaal achteraan op een overdekt terras. Het blijkt een Libanees restaurant te zijn. Hij besteld een biertje en kijkt rond. Het terras is gedeeltelijk overdekt met golfplaten, verder staan er wat plastieken azuur blauwe tuinmeubelstoelen, rond, houten tafels, hier en daar een gebloemd tafelkleed erop. Bert geniet van zijn biertje. Zowat kwart na acht ziet hij de Landcruiser van Louis voor de zaak geparkeerd worden. Een heel rondborstige, oudere negerin met een kleurige tulband in haar haren, stap uit van de passagierskant vooraan. Ze is ongeveer een meter zeventig maar heeft borsten als pompoenen. Achter haar stapt nog een negerin uit, eveneens met een kleurige sjaal door haar haren geknoopt, Bert schat ze op een goeie meter tachtig, struis gebouwd en toch zeker een DD van boezem, dan stapt aan die kant een klein jongetje uit met dik krullend zwart haar. Aan de kant van Louis stapt een schriel klein ventje uit met een pet op en dan volgt Amélie, in een fleurig jurkje. Iedereen, behalve Louis kijkt nogal zuur. Die loopt naar het terras en had me al door het hekwerk heen zien zitten.
De anderen volgen op een paar meter achter hem. “Het heeft me nogal moeite gekost om ze mee te krijgen” begint Louis. Hij komt dichter naar de tafel. Maar dan zet hij een stap opzij. De oudere vrouw, zijn mama, kijkt nieuwsgierig naar mij, maar Louis doet teken dat ze een stap opzij moet zetten. De vrouw van Louis, met Kibo aan de hand, snapt niet direct wat er aan de hand is, maar dan doet Louis teken dat ook zij een stap opzij moet zetten. Ze trekt Kibo mee. Dan volgt Amélie, die nog niets door heeft omdat ze met haar hoofd gebogen naar beneden kijkt. Ze voelt iets, kijkt omhoog, zie verbaasd dat haar schoonzus met Kibo, haar mama en Louis allemaal naar iemand kijken en aan de kant staan tussen de andere tafels, ze snapt het nog niet, dan kijkt ze met een zuur gezicht rechtdoor en ziet Bert ineens zitten achter de grote tafel met een half lege pint met een sigaretje voor hem rokend in de asbak.
Bert staat zwijgend recht. De ogen van Amélie worden groot als thee schoteltjes. Het kleine handtasje dat ze droeg valt op de grond terwijl haar beide handen tegen haar gezichtje met open mond drukt. Ze gilt, iedereen in het restaurant draait zijn hoofd. Ze rent naar Bert toe met fladderend jurkje. Twee van die azuur blauwe tuinstoelen vliegen tegen de grond. Ze springt rond de hals van Bert, klemt haar armen rond zijn hoofd, haar benen rond zijn lenden en laat haar tranen de vrije loop. “Oooooch Bert” fluistert ze. Meer krijgt ze niet gezegd. Ze hangt snikkend geklemd rond het lijf van Bert. Bert heeft zijn armen rond haar tengere lijf. De meeste restaurant bezoekers glimlachen. Louis glimlacht breed uit. De mama kijkt nieuwsgierig, Kibo onbegrijpend, de vrouw van Louis lacht haar vent toe, de oude man, die Sefu, moet zijn, heeft een gerolde sigaret hangen in de uithoek van zijn bijna tandeloze mond en staat te knikken. Na een paar minuten kucht Louis en wijst de anderen een stoel aan. Mama zet zich op de kop van de tafel, Louis, zijn vrouw en Sefu zetten zich aan één kant, Kibo komt naar de andere kant van de tafel. Louis wijst hem de derde stoel aan. “Bibiche” (schatje) fluistert Bert tegen Amélie die even helemaal niet meer op de planeet aanwezig was, hij geeft haar een kus op het voorhoofd en zet haar gewoon neer naast haar zoon op de middelste van de drie stoelen. Bert zelf gaat op de eerste stoel schuin tegenover ‘mama’ zitten en naast haar. Onder de tafel grijpt Amélie de hand van Bert. Ze knijpt er stevig in. “Ik kan het niet geloven” fluistert ze. “Ik kon je niet meer missen” fluistert Bert terug.
Nog geen drie seconden nadat het hele gezelschap gezeten was, komen drie pikzwarte dames en een grote struise neger met verschillende schoteltjes aandraven, sommige dampen. Soms zegt één van hen als ze een schoteltje neerzetten “pikant”, soms zeggen ze “zeer pikant” en verder draven ze heen en weer. Heel de tafel wordt vol gezet met schoteltjes met voeding. Het ziet er allemaal om ter lekkerst uit. Bert stond even recht om de geschenken naar de drie nog lege stoelen aan hun tafel te verplaatsen. Eens de tafel vol schoteltjes, en de dames van de bediening niet meer verschijnen, zegt Bert : “Bon appétit” en grijpt naar een lams koteletje. Iedereen tast toe. Amélie legt van alles op het bord van Kibo die gulzig aanvalt. De vrouw van Louis, stoot tijdens het eten Louis met de ellenboog aan en zegt “tu es un bandit” en ze glimlacht. “Ik mocht niks zeggen van Bert” verontschuldigt hij zich. De vrouw van Louis (DD) die trouwens Abeo heet, zegt tegen Bert “Louis is van deze middag weg, normaal zegt hij waar hij naar toe gaat, deze keer niets, dan komt hij tegen etenstijd terug, mama was al eten aan het klaar maken, en hij beveelt ons allemaal iets deftig aan te trekken en met hem mee te komen.” “Zo is hij normaal niet, maar nu snap ik het”. “Je hebt een slechte invloed op mijn vent” lacht ze en iedereen aan tafel lacht mee. “Och” zegt Bert, “het was voor het goede doel, en trouwens” voegt hij eraan toe, “af en toe moet een vent al eens een tikkeltje autoritair naar zijn vrouw toe zijn”. “Dat hij dat maar ferm laat” zegt Abeo, maar ze lacht daarbij wel haar mooie witte tanden bloot.
Nadat iedereen meer dan genoeg gegeten en gedronken had, in Togo blijkt een leeg glas automatisch door een vol vervangen te worden, zitten ze allemaal aan de thee. De bediening op vraag van Louis had een nogal kruidige thee aan tafel gebracht. Bert steekt een sigaretje op. Louis en Sefu nemen er ook ééntje en blazen hun rook naar het plafond. Dan staat Bert recht, gaat naar de geschenkjes en pakt drie verpakkingen en schuift die naar Kibo. Van de drie andere verpakkingen geeft hij er ééntje aan Amélie, ééntje aan Abeo en ééntje aan de mama, die met haar voornaam Morowa noemt. Iedereen, behalve Morowa vliegt op de geschenkjes, het verpakkingspapier vliegt in het rond. Bert kijkt glimlachend rond. Dan merkt hij dat Morowa, stil voor zich kijkt, maar haar geschenk niet uit pakt. Ze kijkt hem aan met enige tristesse in haar ogen en zegt “wil jij ons kopen of zo ?” Bert kijkt verbaasd. Even is hij sprakeloos. Abeo zegt hard “maman !” Ook Amélie is geschrokken.
Bert hervat zich. Zijn gezicht betrekt en hij zegt : “Morowa !” hij zegt moedwillig niet ‘mama’ en dan met een iets hardere stem “ik weet niet hoeveel of wat jouw dochter over mijn leven aan jou verteld heeft, maar dat is lang niet altijd gemakkelijk geweest maar dank zij Aurélie, je andere dochter, is Amélie op mijn pad gekomen en ze is een maand bij mij in België gebleven.” “Die maand is voor mij een godsgeschenk, nooit heb ik zoiets moois meegemaakt.” “Die maand is voor mij met geen goud te betalen, die is gewoon onbetaalbaar en dat is wat jouw dochter voor mij betekent, een onbetaalbaar godsgeschenk.” “Ik wil je helemaal niet omkopen of zo, dat kwam in mijn gedachten zelfs niet op.” “Dit is voor mij gewoon een kleine geste van vriendelijkheid naar jou en jouw familie toe, meer niet.” “Als je die geste niet wil aanvaarden, dan is dat jouw keuze, maar ik wil niet betiteld worden als een omkoper, dan kan ik beter weggaan !” Dat laatste kwam er harder uit dan hij eigenlijk wou. Amélie zit met grote ogen van schrik naar Bert en haar moeder te kijken. Zelfs Kibo is gestopt met het uitpakken van zijn geschenkjes. Morowa lijkt geschrokken. Bert kijkt haar kwaad aan met tranen in zijn ogen. Hij staat recht, beent naar de toog, betaald de rekening en loopt in de ondertussen koele nacht naar de Sarakawa wat verder op de Boulevard du Mono. Hij loopt met tranen in zijn ogen het hotel binnen, recht naar zijn suite, smijt de deur toe, vloekt grondig hardop en gooit zich, zonder zich uit te kleden op het bed. Na een uur of wat van intern gevloek, vlagen van medelijden met zichzelf en dan weer apathie, valt Bert tegen middernacht in slaap.
De volgende dag, maandag, staat hij zoals gebruikelijk om half zeven op, hij kijkt in de spiegel en schrikt zelf van zijn extreem droevig gelaat. Als een robot loopt hij naar de badkamer, smijt zijn kleding naar alle kanten en gaat onder de regendouche staan. Na zich ingezeept te hebben, blijft hij minuten lang onder het stromend water staan. Zijn gedachten schieten naar alle kanten en dan neemt hij een besluit. Bert zegt hij tegen zichzelf, pech is pech, daar moet je jezelf over zetten, ga ontbijten, geniet hier een paar dagen van dit prachtige hotel en vlieg over een dag of drie terug en vergeet alles.
Na een heel uitgebreid ontbijt zet Bert zich in de tuin niet ver van de bar aan het gigantisch zwembad onder een palmboom met een Franse krant en hij laat zich nog een koffie brengen. Af en toe verdwalen zijn gedachten en ziet hij het ranke atletische lichaam van Amélie voor zich. Onmiddellijk schieten er dan weer tranen in zijn ogen. Als hij de krant bijna helemaal uit heeft gelezen hoort hij een kuchje achter zich. Hij kijkt om en de ober zegt vriendelijk,” er zijn een paar mensen aan de balie die u willen spreken mijnheer.” “Laat ze maar tot hier komen” zegt Bert. “Maar mijnheer, dat kan niet, dat zijn binnenlanders” zegt hij aarzelend. Bert heeft het direct door, de mensen die voor hem komen zijn uit het gewone volk en die zijn niet echt welkom in dit chique hotel. Dit ontgoocheld Bert en dan zegt hij redelijk kwaad : “je m’en fous” (het kan mij niet schelen), “laat ze naar hier komen !” De kelner draait zich om en rept zich naar het hoofdgebouw. Het zal wel Louis zijn, denkt Bert bij zichzelf, hij kent hier niemand anders en hij leest nog wat verder in zijn krant.
Na een paar minuten hoort hij weer een kuchje en weer draait hij zich om. Daar staat Morowa, de mama van Amélie, schuin achter haar Amélie met haar hoofd naar de grond gericht en achter Amélie staat Louis met een nogal boze blik en met Kibo aan zijn hand. Alle vier zwijgen ze. Bert drukt zijn sigaret uit en staat recht. Hij zegt niets. Zo staan ze allemaal een aantal seconden in een ongemakkelijke stilte te kijken naar mekaar.
Dan schraapt Louis zijn keel en zegt hard “en mama, moet jij niets zeggen tegen Bert.” Morowa, een trotse Afrikaanse vrouw staat op een meter of drie voor Bert en zegt zachtjes, “Bert, Amélie heeft me verteld wat ze van jouw leven wist, ze heeft me verteld dat je twee maal getrouwd geweest bent en dat je tweemaal quasi geruïneerd bent geweest.” “Dat je eigenlijk van geen vrouwen meer moest weten.” “We hebben bijna heel de nacht gepraat.” “We hebben zelf met Aurélie in Luik gebeld op de telefoon van Louis”. “Mijn kinderen hebben op mij ingepraat.” “Aurélie in Luik is chirurge, die kan wat en verdient haar kost, Louis hier verdient ook zijn kost door aan auto’s te werken en af en toe transport te doen met zijn auto, maar wij, ik en Amélie, wij kunnen niets, wij hebben niets, wij zijn arm.” “Wij willen niet op de kosten van iemand anders leven, dat kan niet, wij willen helemaal geen aalmoes af en toe, dat voelt niet goed.” Bert laat het even tot zich doordringen en kijkt naar Morowa die nu ook met gebogen hoofd en met tranen in haar ogen voor hem staat.
Voor commentaar op dit waargebeurde verhaal, enkel namen en locaties zijn aangepast ; stuur een berichtje naar rickdanvers@yahoo.com of hier op de site. Alle eventueel crimineel interpreteerbare feiten zijn vanzelfsprekend compleet verzonnen. Tevens is dit verhaal enkel bedoeld voor de Gertibaldi site, enkel te kopiëren of te vertalen, mits voorafgaande, schriftelijke toestemming van de auteur.
.
Vervolg in Bert 5
Sensuele groeten, Rick