BDSM artikelen, erectiepillen of gewoon iets voor de fun?Zoek erotische hulpmiddelen in onze vertrouwde webshop

Robin – deel 1

Dit is het eerste verhaal dat ik ooit heb geschreven, in 2019, in het Engels, onder de titel “The Hitchhiker”. Ik heb het in 2020 in het Nederlands vertaald. De versie hier is enigszins aangepast ten opzichte van het origineel.
Het verhaal komt traag op gang. Totaal zes delen, eerst zonder seks, maar dat komt later helemaal goed!

Robin deel 11. Geen weer om te liften

“Kut,” mompelde ik in mezelf.
“Kut, kut, kut!”
Ik had nog nooit zulk kloteweer meegemaakt. De ruitenwissers zwoegden op dubbele snelheid, maar het water viel sneller dan ze het weg konden werken. Het was nog vroeg in de avond, maar door de bewolking en zware regen was het zo donker dat het net zo goed middernacht had kunnen zijn. Ik zag met moeite misschien 50 meter ver. En de rukwinden deden hun uiterste best om mijn auto van de weg te duwen.

Ik vervloekte mijn baas. Vervloekte mijn klanten. Blijf nog even, hadden ze gezegd. Eet eerst, voordat je gaat. Uiteraard zeiden ze dat. Ze wisten dat ik – of nou ja, mijn baas – dan wéér voor ze zou betalen. En als goed verkoper kon ik natuurlijk geen nee zeggen. Mijn baas zou me wurgen.
Maar nu was het dus wel acht uur. En kloteweer. Ik reed 40, en eigenlijk was dat niet eens verantwoord. Als er ander verkeer op de weg was, dan zou ik ze nooit op tijd zien.
“Ha!”
Ik lachte schamper. Ander verkeer. In dit weer. Geen kans!

Ik keek even snel op de TomTom. Nog op de juiste weg. Nog 20 kilometer tot de snelweg. Zou ik daar eindelijk harder kunnen rijden? Of zou ik de hele reis met dit slakkengangetje blijven rijden?
“Kut,” zei ik nog maar eens. Met deze snelheid van Noord-Brabant naar Drenthe, dat zou ver, vér na middernacht worden.

En toen opeens zag ik …
“KUT!!!!!”
Ik stampte mijn voet op de rem. Terwijl mijn auto op het glibberige wegdek langzaam maar zeker snelheid verloor, keek ik in mijn binnenspiegel. Had ik het goed gezien? Had ik me niet vergist?

Ik had het goed gezien. In de berm naast de weg stond een jammerlijk figuur. Te klein om een volwassene te zijn. Duim omhoog.
“Welke idioot staat in dit weer te liften?” schoot het door mijn hoofd, “welke godverdomde idioot laat een kind in dit weer liften?”
Ik schakelde in de achteruit en reed langzaam terug naar waar ik het silhouet had gezien. Naarmate ik dichterbij kwam, zag ik meer details in het vale licht van een flikkerende lantaarnpaal. Duidelijk geen volwassene. Een jongen, aan de kleding te zien. Zo’n één meter vijftig. Een vale, versleten spijkerbroek. Een sweatshirt dat ooit stoer was geweest, maar nu met name oud en vies. Zijn gezicht, niet zichtbaar, diep weggedoken in zijn capuchon.

Ik drukte op het knopje om de deur te ontgrendelen en wenkte hem om in te stappen. Een vlaag regen sloeg naar binnen zodra de deur open was; de gure wind joeg alle warmte de auto uit. De jongen dook snel naar binnen en sloeg de deur direct weer dicht.
“Bedankt, meneer,” hoorde ik hem zeggen met een zwakke, doodmoe klinkende stem.
“Ik laat in dit kutweer niemand langs de weg staan,” gromde ik als antwoord, terwijl ik de verwarming op maximaal zette om de auto weer een beetje op te warmen, “maar vertel me nu eerst verdomme eens waarom een jochie zoals jij in dit kutweer staat te liften. En waar je naartoe moet.”

“Jochie?”
De lach die ik hoorde klonk, hoewel doordrongen van moeheid, toch vrolijk. En toen trok hij zijn capuchon naar beneden, en zag ik een gezicht dat alleen maar een meisje kon zijn. Lange haren, sliertig en vaal door de regen en modder maar ongetwijfeld normaal gesproken mooi blond. Een rond gezicht, schattig wipneusje, rode lippen, blauwe ogen, en kuiltjes in haar wangen.
“Oh, sorry.” verontschuldigde ik me, “ik dacht, met die kleren … en je gezicht in de capuchon … en in dit weer verwacht ik nog minder dat een meisje staat te liften. Nogmaals, wat stond je daar godverdomme toch te doen? Waarom ben je niet thuis?”
En toen zag ik haar prachtige blauwe ogen nat worden. Ze sloeg haar handen voor haar ogen en barstte in luid huilen uit.

Kut! Waarom was ik godverdomme gestopt? Waarom had ik deze weg genomen? Waarom had ik deze klotebaan überhaupt nog?
In plaats van thuis bij de kachel zat ik nu in dit kutweer, in de kutregen, met een jankend grietje naast me. Hoe ga je daarmee om? Moest ik iets zeggen? Iets doen?
Onhandig en onzeker volgde ik mijn instinctieve impuls en legde mijn arm om haar schouder. Ik wilde hem direct weer weghalen, bang als ik was voor allerlei mogelijke beschuldigingen. Maar voordat ik zover was draaide dit onbekende meisje haar lijf naar me toe, sloeg haar armen om mijn hals, legde haar hoofd op mijn schouder en liet haar tranen de vrije loop.
Kut!

Maar terwijl ze zo op mijn schouder lag te huilen, en ik met mijn rechterhand wat ongemakkelijk op haar achterhoofd klopte en verder niks zei, voelde ik diep van binnen dat dit goed voor haar was. Ik wist niet waarom ze zo verdrietig was. Maar ze had het duidelijk nodig om gewoon even te huilen, op de troostrijke warmte van een volwassen schouder. Ze kende mij niet, ik kende haar niet, maar ze had nu iemand nodig. En ik was de enige, dus was ik de “gelukkige”.
Kut!
En dus bleef ik stil zitten. En wachtte. Wachtte, tot uiteindelijk haar snikken minder werd.

Ze maakte zich los van mij en keek me aan. Verward, en ook beschaamd. Ze veegde haar versleten en kletsnatte sweatshirt over haar gezicht, om de tranen weg te vegen, maar het enige effect was dat er nu nog meer modder en regenwater op haar treurige gezichtje zat.
“Sorry, meneer,” zei ze, nog nasniffelend.
“Is wel goed,” bromde ik, “maar ik wil nog steeds weten waar je naartoe moet.”
Ze haalde haar schouders op.
“Kweenie. Ergens. Niet terug naar huis, in elk geval.”
“Dus je bent weggelopen? Vertel.”
“Liever niet, meneer.”

Ik dacht even na. Ik had zelf een ongemakkelijke jeugd gehad. Ik kende het gevoel van weg willen lopen, van niet meer bij mijn ouders willen zijn. Maar ik kende ook de wet.
“Snap ik,” gromde ik terug, “is vast niet fijn om over na te denken. Maar ik moet het toch weten. Als ik je zomaar meeneem kunnen je ouders me aanklagen. Ontvoering. Dat jij het me vraagt maakt voor de wet niet uit. Dus als je me niet overtuigt dat je echt een heel goede reden hebt om weg te lopen, dan heb ik geen andere keus dan je terug te brengen.”
“Maar u weet niet waar ik woon. Of ik stap weer uit.”
Ik drukte op het knopje om de deuren te vergrendelen. Meteen besefte ik me dat ook dit verkeerd zou kunnen worden uitgelegd, maar ik liet ze toch dicht.
“Ik laat je niet weer dat kutweer in gaan. En ik kan je altijd bij de politie afzetten. Die brengen je dan zeker terug naar huis.”

Ze keek me nadenkend aan. In haar mooie blauwe ogen zag ik een wijsheid die helemaal niet bij haar leeftijd paste.
“Luister,” probeerde ik haar te overtuigen, “ik zal alvast gaan rijden, zodat je ziet dat ik je niet per se wil terugbrengen. Maar dan moet jij wel gaan praten. Ik wil je helpen, maar dat kan niet als ik niks weet.”
Ze twijfelde nog steeds, zag ik. Maar toen ik gas gaf, de auto weer de weg op stuurde, en mijn ogen naar de weg keerde, schraapte ze haar keel en begon te vertellen. Eerst langzaam en onzeker, in horten en stoten. Maar na een tijdje werd het een waterval. Hoe moeilijk ook om te vertellen, ze had het duidelijk ook nodig om erover te praten. Mijn luisterend oor was precies wat ze nodig had om alles van haar af te praten.

Haar naam was Robin, en ze leefde met alleen haar moeder. Zo’n anderhalf jaar geleden waren haar vader en haar drie jaar oudere broer omgekomen bij een auto ongeluk. En vanaf dat moment veranderde haar leven in een hel.
Haar moeder kon niet omgaan met het verlies. Ze greep naar de fles. En ze had een slechte dronk. Ze had Robin weliswaar nooit geslagen. Maar de dingen die ze zei!
Robins moeder gaf Robin de schuld van het ongeluk. Zij had per se nog langer met papa willen gamen. En daarom was haar vader te laat vertrokken, had hij haast, had hij te hard gereden.

Terwijl Robin haar best deed om het huishouden te laten lopen, om te zorgen voor eten, om de kots van haar moeder op te ruimen, deed haar moeder niets anders dan zuipen en schelden.
En naarmate het erger en erger werd, wist Robin dat er een dag zou komen dat ze dit niet meer aankon.

Die dag was vandaag. Robin had het laatste shirt dat haar nog paste in de was gedaan, het was te vies om nog te dragen. Maar al haar andere kleren waren nu echt te klein. En dus was ze de kamer van haar broer in gegaan, had de kast geopend, en één van zijn oude sweatshirts gepakt.
Terwijl ze bezig was met de afwas werd haar moeder wakker uit haar dronken slaap. Tastend vonden haar handen de halflege fles jenever. Twee grote slokken. En toen zag ze Robin. In de trui van Robins broer.
Ze schreeuwde. Ze gilde. Ze stond op, rende op Robin af, struikelde. Kwam weer overeind.
En sloeg Robin keihard in haar gezicht.

Nog voordat haar moeder haar hand kon opheffen voor een tweede klap was Robin al bij de deur. Zonder zelfs maar de tijd te nemen om een jas te pakken, of geld, of wat dan ook, was ze naar buiten gerend. Ze had gerend zo hard ze maar kon. Zo lang ze maar kon. Tot uiteindelijk haar benen het begaven en ze in de natte modder op de grond viel, huilend zoals ze de afgelopen maanden zo vaak had willen huilen, maar nooit kon omdat ze voor haar moeder moest zorgen.
En daarna was ze verder gaan lopen. In de regen. Langs de weg. Ergens naar toe. Ze had geen idee waarheen. Alleen één ding wist ze zeker: niet terug.

Ik zette de auto stil langs de weg.
“Kut,” zei ik hartgrondig, terwijl ik de tranen uit mijn ogen veegde, “kut, wat een kutzooi. Het spijt me zo voor je Robin. Dat is echt vreselijk.”
Ze keek me aan. Het was onmogelijk om de smekende blik in haar ogen te weerstaan.
“Dus u brengt me niet terug, meneer?”
“In elk geval nu niet, Robin. Ik weet niet wat ik wel met je moet doen. Maar ik breng je niet terug. Niet nu. Jij hebt hulp nodig, en je moeder ook.”
En toen realiseerde ik me opeens dat deze meid al sinds vanochtend niet meer gegeten had.
“Heb je honger? Ik heb nog wat broodjes in het handschoenenkastje. Ze zijn al wel wat oud, maar …”
Nog voordat ik mijn zin af had kunnen maken was ze al op mijn broodjes aangevallen.

Dat gaf mij tijd om na te denken. Als eerste over haar moeder. Hoe dronken ook, het kon niet anders dan dat ze intussen haar dochter mistte. Wellicht had ze de politie al ingelicht. Als iemand mij vond met Robin in de auto, voordat ik het meldde … dat zou ik nooit uit kunnen leggen.
“Ik moet je moeder bellen, Robin. Ik zal haar niet vertellen waar je bent. Maar ze maakt zich vast zorgen. Ze moet weten dat je veilig bent. Wat is haar nummer?”
“Hrmph. U kent haar niet. Maar u heeft beloofd dat u me niet terugbrengt. Ik vertrouw u. Ik zal haar nummer geven.”

De vrouw die uiteindelijk, na vier pogingen, de telefoon opnam, was duidelijk dronken. Stomdronken. Ze begreep nog niet de helft van wat ik zei, en haar antwoorden waren onsamenhangende zinnen, onderbroken door gegrom, gehik, en snikken van zelfmedelijden. Nu eens klaagde ze erover dat die nietsnut van een dochter van haar nog steeds het eten niet klaar had. Dan weer dat haar man nu elk moment thuis zou komen en die kleredochter een lesje zou leren. En toen opeens, met een onaangenaam zalvende stem, of ik geen lieverd wilde zijn en een paar flessen jenever mee wilde nemen naar haar?
Walgend legde ik de telefoon neer. Ze had nog niet eens gemerkt dat haar dochter weg was. Het draaide alleen maar om drank. Ik wist nu nóg zekerder dat Robin niet naar huis kon.

Maar wat dan wel?
Robin was tijdens mijn gesprek met haar moeder in slaap gevallen. Ze had geprobeerd wakker te blijven. Maar na een hele dag in de koude regen, en na de emoties van haar verhaal vertellen was ze totaal uitgeput. De intussen weer heerlijk warme auto en mijn brood in haar buik deden hun werk, en ze lag nu naast me te slapen.
Ik keek naar haar gezicht. Het deed me goed te zien dat in haar slaap in elk geval een beetje van de spanning wegviel.
Maar helaas moest ik haar wakker maken.

“Robin?” fluisterde ik.
Geen reactie.
“Robin?”
Deze keer wat harder. Nog steeds geen reactie,
Ik legde mijn rechterhand op haar linkerschouder en schudde zachtjes terwijl ik nogmaals haar naam zei.
Ik zag haar lijf verstrakken toen de spanning terugkwam. En voordat ik in de gaten had wat er gebeurde, sloeg ze mijn hand hardhandig van haar schouder weg.

Meteen daarna zag ik haar gezicht betrekken.
“Oh. Oh, nee. Sorry meneer. Dat was echt niet de bedoeling, het spijt me. Wees niet boos?”
“Rustig maar, Robin. Ik had je ook niet moeten vastpakken. Zeker niet in je slaap. Maar ik moest je wel wakker maken. Ik zal je niet naar je moeder terug brengen. Ze is stomdronken. Jij verdient beter. Maar ik weet niet wat ik dan wel moet doen. Ik kan de kinderbescherming proberen maar dat pakt niet altijd goed uit. Het zou beter zijn als je misschien vrienden of familie hebt waar je een tijdje kan blijven?”
Ze dacht even na, een diepe frons op haar voorhoofd. Maar toen klaarde haar gezicht op.
“Tante Gerda, misschien. Die is wel aardig. Ik heb haar alleen sinds de begrafenis niet meer gezien.”

Robin gaf me het nummer van haar tante Gerda. Daarna rolde ze haar tengere lijfje in het veel te grote sweatshirt van haar broer op in de stoel tot een zo comfortabel mogelijke houding en sloot haar ogen. Nog voordat ik het nummer had ingetoetst was ze alweer in slaap.
Gerda’s stem klonk warm en hartelijk. Ze was eerst wat achterdochtig toen een vreemde haar belde, maar al snel had ik de situatie uitgelegd. Uiteraard mocht Robin voorlopig, zo lang als nodig was, bij Gerda blijven. Maar Gerda had geen auto, ik zou Robin moeten brengen. Naar Den Helder, waar ze woonde.
Den Helder?
Kut!
De Tomtom bevestigde wat ik al dacht. Bijna 2 uur naar Den Helder. Bij normaal weer. In dit weer verwachtte ik zeker 4 uur nodig te hebben. Kut, kut, kut!

Mijn volgende telefoontje was naar de plaatselijke politie. Ik legde ook hen de situatie uit, vertelde dat ik Robin naar haar tante zou brengen, en vroeg ze hulp voor haar moeder te regelen. Ik hoopte dat er een plekje voor haar was in een afkick kliniek, en hulp bij het verwerken van haar verlies.
Daarna was het, afgezien van het constante geroffel van de regen op het dak, stil in de auto.

Wat vond je van dit verhaal?

(Alleen leden kunnen stemmen)

Aantal stemmen: . Gemiddeld cijfer:

Nog geen cijfer, ben jij de eerste ?

Geschreven door P.D.Vile

Mjin verhalen zijn fantasie. Puur fantasie. En omdat ik graag fantaseer over jong met oud, zal je dat dus ook veel in mijn verhalen tegenkomen.

Ik hou niet van geweld of dwang. Wil je daar graag over lezen, zoek dan verder.

Wil je me een berichtje sturen, bijvoorbeeld over mijn verhalen? Dat kan via P.D.Vile@protonmail.com.

Dit verhaal is 7206 keer gelezen.
Reageren? Leuk! Houd het aub on topic en netjes, dankjewel!

Plaats een reactie