Ze doopte de vuile doek nogmaals onder in het ijskoude water, schudde even met haar hand waardoor er schuim ontstond en haalde de doek weer tevoorschijn. Ze nam beide uiteinden in haar handen en wrong het gevlekte stuk stof tot de laatste druppel uit. Ze wierp een vluchtige blik op de klok en liet zich vervolgens weer op handen en knieën zakken om de houten vloer te kunnen schrobben. De grond was koud; het zelfde gold voor de doek. Haar knieën, geschaafd na een zware dag in het huishouden, schuurden onder haar lange jurk over de vloer. Met de poetsdoek in beide handen geklemd, boende ze het vermolmde hout onder haar. Als ze meende een stuk te zijn vergeten, begon ze weer van voor af aan. Aan de ene kant omdat ze wist dat haar peetvader geen half werk duldde, aan de andere kant omdat het niet in haar aard lag om zich ergens gemakkelijk van af te maken. De knokkels van haar handen voelden steenkoud aan en ze merkte hoe ze langzaam gevoelloos werden. Andermaal wierp ze een snelle blik op de grote, staande klok tegenover haar en spitste haar oren. Het geluid van een pruttelende pan deed haar opveren. Ze streek haar wit met blauwe jurk glad, voor zo ver je hier nog van kon spreken, en snelde zo vlug ze kon het kleine keukentje door, richting de openstaande achterdeur. Op het kleine stukje grond achter het bouwvallige huisje stond een zelf gemaakte, houten driepoot met daaraan een donkere ketel. Onder de ketel brandde een vuurtje. Op haar blote voeten snelde ze, door de dunne, waterige sneeuwlaag, richting het schuurtje, opende de deur die sinds jaar en dag niet meer op slot kon en hurkte neer bij een halfbevroren juten zak. Met beide handen graaide ze naar de inhoud en haalde enkele oude aardappels tevoorschijn. Met iedere ademtocht ontsnapte een condenswolkje uit haar mond. Het was waterkoud, maar inmiddels kostte het haar niet al te veel moeite meer de koude te negeren. Ze maakte een kuiltje in de jurk tussen haar benen, verzamelde de aardappels in de geimproviseerde buidel en stond voorzichtig op. Ze voelde haar tenen niet eens meer, terwijl ze, de aardappels voor zich uit houdend, door de sneeuw richting de rokende ketel liep. Ze hield stil. Met trillende armen haalde ze de aardappels een voor een uit de zelfgemaakte buidel en liet ze voorzichtig in het kokende water vallen. De warmte die van het water af kwam, was heerlijk. Ze kon het niet nalaten een kort moment haar handen er aan te warmen, alvorens weer terug naar binnen te hollen. De emmer stond er nog steeds, de vieze doek lag op de grond. Even ging ze naast de houten emmer zitten en wreef met haar handen langs haar tintelende tenen. Ze wreef en wreef, maar het maakte weinig verschil. Ze hoorde de klok tikken en doopte de doek weer in het koude water. Op handen en knieën kroop ze over de vieze vloer en schrobde. Alsof haar leven, zoals ze dat kende, er van af hing. Hoe anders was haar leven geweest toen haar ouders er nog waren. Ze kwam uit een gezin van vijf. Twee jongens, drie meiden, waarvan zij zestien jaar geleden als tweede het levenslicht zag. Ze waren niet rijk geweest; ook bij haar ouders was ze gewend hard te werken, dagen aan een stuk. Maar toen ze nog allen bij elkaar woonden, werkten ze allemaal. Haar broers en zussen, maar ook haar vader en moeder hadden altijd hun uiterste best gedaan rond te komen; er voor te zorgen dat iedereen binnen het gezin het zo goed mogelijk had. Er waren zware tijden geweest, zonder twijfel. Met zijn vijven in het zelfde bed, de afgedragen schoenen van je broer aan wanneer de jouwe versleten waren, niet altijd voldoende eten. Maar wanneer iedereen binnen een gezin voor een ander door het vuur gaat, wanneer je je ellende met allen kunt delen, dan lijkt zelfs de meest uitzichtloze situatie nog draaglijk. Maar toen haar beide ouders, bijna een jaar geleden, in de winter van 1878 kort na elkaar kwamen te overlijden, viel het eens zo hechte gezin uiteen. Zij werd, net als haar broers en zussen, ondergebracht bij familieleden die ze tot dan toe in de meeste gevallen nog nooit eerder hadden gezien. In haar geval betrof het haar peetvader; een man die ze enkel kende van de keren dat hij toen ze nog jonger was bij haar ouders had aangeklopt om geld te lenen. En hoewel haar ouders vrijwel nooit geld hadden gehad, vermoedde ze dat hij, toen haar haar vader en moeder overleden, nog een relatief grote schuld bij hen had openstaan. Ze had het moeilijk gehad, die winter. Nachten aan een stuk had ze gehuild om het overlijden van haar ouders en nu haar broers en zusjes er niet langer waren om haar te steunen, voelde ze zich regelmatig ondraaglijk alleen. Vanwege de reisafstand tot het huis van haar peetvader had ze de dienst ter ere van haar ouders niet bijgewoond. Iets waar ze het tot op de dag van vandaag moeilijk mee had. Wanneer ze alleen in bed lag, hoopte ze dat de deur plots open zou slaan en haar broers en zussen, of tenminste een van hen, in de deuropening zouden staan. Ze wist dat dit niet zou gebeuren. Net zoals zij geen idee had waar zij inmiddels woonden, wisten zij dat waarschijnlijk niet van haar. Wat zou ze er veel voor over hebben om nog een keer in de sterke armen van een van haar twee oudere broers te kruipen. Om te horen hoe zij haar zouden vertellen dat alles goed zou komen. Om nog een keer mee te maken dat een van hen samen met haar de vloer zou schrobben. Iemand die haar steunde. Iemand die er voor haar was. Een rots in de branding. En haar peetvader, Hein, de man waar ze vanaf haar vijftiende bij in huis woonde, was alles behalve dat. Nooit, zelfs niet toen ze het het allermoeilijkst had, had hij haar bij zich genomen. Zelden een warm woord, een vriendelijke blik. Het was een ruige, norse man. Zijn wilde, stroachtig blonde haar gaf hem een uiterlijk dat koddiger was leek dan zijn persoonlijkheid feitelijk was, zijn adem de helft van de tijd stinkend naar de alcohol. Ze deed werkelijk haar best zo goed mogelijk aan zijn standaarden te voldoen, maar het leek hem niet op te vallen. Sterker nog, wanneer hij weer eens in beschonken toestand thuis kwam, leek het hem niet eens te kunnen schelen of ze haar knokkels tot bloedens stuk had gewreven op de vloer, om het huisje schoon te houden. Hij merkte het niet eens op. Het kon hem niets schelen. In gedachten reisde ze terug naar de tijd waarin zij haar broers, zussen, ouders en zijzelf samen aan de eettafel zaten. Ze keek naar hun gezichten. Haar twee broers, haar jongere zusje, haar oudere zus, haar ouders. Ze was blij dat ze deze levendige herinneringen nog altijd kon koesteren. En toen was er weer de realiteit van alledag. De witte doek, vol donkere vlekken, waarmee ze nog altijd de vloer aan het schrobben was. Haar knokkels ijskoud, haar knieën pijnlijk. Ze keek op de klok en probeerde terug te tellen hoe lang het geleden was dat ze de aardappels in het water had gedaan toen ze het geluid van de voordeur hoorde. Sleutels in het sleutelgat, een deur die open ging en weer dicht. Voetstappen op de gang. Het was halverwege het avondeten geweest dat hij zijn eerste woord van de dag tegen haar sprak. Zoals wel vaker als hij een slechte bui had, of in beschonken toestand thuis was gekomen, had hij enkel zijn neus opgehaald toen ze hem bij binnenkomst begroette. Ook vandaag had hij gekeken alsof de gierput van de buren open had gestaan, om vervolgens zwijgend aan te schuiven. Of de aardappels hem smaakten, wist ze niet. Ze besefte ook wel dat ze geen keukenprinses was, maar desondanks probeerde ze er met de ingrediënten die ze ter beschikking had toch altijd iets van te maken. Ergens halverwege het avondeten liet Hein plotseling de vork uit zijn hand vallen en rolde even met zijn ogen, alsof hij haar al drie keer achtereen de zelfde vraag had gesteld. Ze schrok van zijn blik en realiseerde zich direct wat de reden ervan was. Terwijl ze vluchtig haar stoel naar achteren schoof en richting de keuken snelde, hoorde ze nog net de stem van haar peetvader. Bierrr… Op haar blote voeten snelde ze door het steenkoude keukentje, zwierde in de deuropening de hoek om en hurkte neer. Ze woelde met haar handen door de sneeuw, op de plaats waar ze de flessen bier van haar peetvader verwachtte. Ze voelde een hoe haar maag verkrampte toen het enige dat ze voelde sneeuw was. Sneeuw, sneeuw en sneeuw. Hoe was dit mogelijk? Ze wist z?®ker dat er vanmiddag nog twee flessen hadden gestaan. Ze vouwde haar handen in elkaar en zette ze tegen haar mond, blies warme lucht tussen haar vingers door. Zachtjes vloekte ze. Waarom is er verd??mme geen bier bij het eten? hoorde ze haar peetvader bulderen vanuit de kleine, tochtige arbeiderswoning. Ze keek, een tikkeltje radeloos, om zich heen. Een wolkje ontsnapte uit haar mond en dreef langzaam bij haar weg. Sshhh… wilde ze zachtjes vloeken, maar de luide stem van haar voogd schrikte haar op. Waar is het bier? riep hij, terwijl hij, rechts van haar, uit de deuropening hing. Ze ging met haar handen door de sneeuw, alsof ze nog verwachtte iets te zullen vinden. Hey! Veerle! Ze viel bijna om, maar durfde hem niet aan te kijken. Nog altijd woelden haar handen door de ijskoude sneeuw. Hoe kon het dat de flessen weg waren? Ze schudde met haar hoofd. Ik eh… ik… ze zocht naar woorden, maar de brok in haar keel zorgde ervoor dat ze niets uit kon brengen. De grote man boog zich voorover, pakte haar stevig vast bij haar bovenarm en trok haar overeind. Is er verd??mme geen b?¡?®r in huis? bulderde hij in haar gezicht. Ze sloeg haar ogen neer, zocht naar woorden. Ik weet niet… ik dacht… Haar peetvader schudde haar door elkaar. Is er bier?! Ze hapte naar adem. Nee.. ik denk het niet… stamelde ze zachtjes. De man snoof. Hij wilde iets zeggen, maar beet op zijn lip en hield zich in. Ze voelde de knellende greep van zijn grote handen rond haar slanke bovenarmen. Naar binnen verdomme! riep hij luid, terwijl hij haar met een flinke por door de achterdeur naar binnen duwde. Ze struikelde over de drempel, stootte haar kleine teen, slaakte een gilletje vanwege de stekende pijn en verloor bijna haar evenwicht. Nog op het laatste moment kon ze zich opvangen en belande met haar armen op het aanrecht. Ze krabbelde overeind en liep achterwaarts richting de woonkamer, terwijl haar peetvader in de deuropening verscheen en woest de achterdeur achter zich dicht trok. Verdomme geen bier in huis! riep hij opnieuw. Verwend, verwend kreng! Voetje voor voetje schuifelde ze achterwaarts, tot ze de koude gipsen muur tegen haar rug voelde. Haar peetvader kwam briesend dichterbij. Ik moet maar klaarstaan om voor je te zorgen… Iedere dag op zoek naar werk om j????w eten te kunnen betalen! Aardslui kreng! Hij stond nu vlak voor haar, ze voelde zijn warme adem in haar gezicht en wendde haar gezicht af. Ze durfde hem niet aan te kijken. Denk je dat ik dat leuk vind? riep hij, terwijl hij zijn handen aan weerszijden van haar tegen de muur plaatste. Ze schudde van nee. Denk je dat ik het leuk vind al die moeite voor je te doen? Voor een kind dat niet eens van mij is? Opnieuw schudde ze ontkennend. En dan thuis komen en uitvinden dat er niet eens bier is? N?®?® jongedame, zo gaat dat hier niet!
Hij boog nog dichter naar haar toe. Vlak voor haar gezicht hoorde ze hem met ingehouden woede fluisteren. Heb je dat begrepen? Haar ademhaling ging razendsnel en op dat moment kon Veerle niets anders dan vluchtig knikken. Ziedend graaide haar peetvader een glas van het aanrecht en gooide het vlak naast haar op de grond in duizend stukken uiteen. Heb je dat verdomme begrepen, kreng?! Ik wil het je horen zeggen! Even durfde ze hem aan te kijken. Ze sloeg haar grote, grijsblauwe ogen op en keek hem voor een kort ogenblik recht aan. Ja… zei ze snel, onderdanig. Ze wachtte zijn reactie af. Ze keek weer weg. Vanuit haar ooghoeken zag de zijn borstkas heftig op en neer gaan. Ze voelde zijn warme adem in haar gezicht, langs haar hals. Zo stonden ze enkele ogenblikken. Toen zette hij zich af tegen de muur achter haar en nam wat afstand. Hij was duidelijk nog woedend, maar leek nu iets te kalmeren. Hij schudde zijn hoofd. Geen bier in huis… hij pufte verongelijkt, terwijl hij tussen de scherven op de keukenvloer schuifelde. Niet te geloven. N?¡?®t te geloven. Langzaam maar zeker had ze het idee dat ze haar vluchtige ademhaling weer onder controle kreeg. Nog altijd voelde ze de koude muur achter haar, tegen haar rug, haar billen en haar achterhoofd. Gespannen keek ze naar haar peetvader, die hoofdschuddend in het kleine keukentje stond. Geen bier… geen bier… Zonder hem een moment uit het oog te verliezen hurkte ze voorzichtig neer tussen de scherven op de grond en begon ze een voor een in de palm van haar rechterhand te verzamelen. Ze zag de donkerbruine schoenen van haar peetvader tussen de scherven schuiven en hoorde hem mopperen. Ze hoorde geen woorden, enkel zijn donkere stem. Een voor een pikte ze de scherven van de grond, toen ze vanuit haar ooghoek zag hoe de voeten van haar peetvader een stap zetten. Ze schrok toen ze zag wat hij staand onmogelijk kon zien. De voet die hij precies op dat moment neerzette, bevond zich boven een flinke scherf. In minder dan een halve seconde gebeurde er toen ontzettend veel. Ze begreep wat er ging gebeuren, hoorde zichzelf met een hoog stemmetje de naam van haar peetvader gillen, probeerde zijn onderbeen weg te duwen, maar zag hoe zijn voet, ondanks haar inzet, boven op het vlijmscherpe stuk glas stapte. Ze zag de scherf door de rubberen zool snijden als een mes door de boter en hoorde hoe haar peetvader een seconde later luid schreeuwde. Haaahh! schreeuwde hij. Geschrokken trok ze haar hand terug. Als door een slang gebeten, trok de man zijn voet weer op, ze hoorde hem vloeken. En vloeken. En vloeken. Ze durfde hem niet aan te kijken, voelde zich zelfs schuldig. Niet wetend wat te doen, kroop ze ineen tegen de muur. Ze hoorde enkel hoe hij de ene na de andere verwensing naar haar hoofd slingerde. Ze was het gewend geraakt. Toen hoorde ze hem echter de zin roepen waar ze nooit aan zou wennen. Ze hoorde de woorden en bijna nog v????r ze waren uitgesproken, wist ze wat deze zin betekende. Ze keek geschrokken naar hem op en schudde haar hoofd. Nee… fluisterde ze vol ongeloof. Nee… De ogen van haar peetvader spuwden vuur. Naar b??ven! Naar b??ven zei ik! Ziedend stapte hij op haar af en als een angstige hinde schoot ze het gangetje in. Ze schuifelde achterwaarts richting de trap, stootte met haar elleboog tegen de leuning. Alsjeblieft, jammerde ze zachtjes, het spijt me… Ze keek hem smekend aan. Zonder enige twijfel beende haar peetvader in haar richting. Ze schrok van zijn kordaatheid en viel achterwaarts op de vierde trede. Ze voelde de koude, houten traptreden en begon ruggelings omhoog te krabbelen. Alsjeblieft… het spijt me echt, herhaalde ze nogmaals. Ze smeekte hem, zou voor hem op de knieën zijn gegaan. Maar toen ze zag hoe haar peetvader zijn riem los gespte, wist ze dat het daar te laat voor was. Met een ruk draaide ze zich om en wilde omhoog snellen. Onmiddellijk voelde ze zijn grote, koude hand rond haar enkel, die haar twee treden omlaag trok. Ze voelde hoe zijn eeltige vingers langs haar gladde benen onder haar rok omhoog gingen. Ze voelde zijn hand op haar billen en het volgende ogenblik trok hij met een felle ruk haar onderbroekje aan flarden. Uit! gromde hij. Uit! Met een schuddende beweging van haar onderbeen wist ze even te ontsnappen aan de greep van haar peetvader. In drie tellen was ze boven aan de trap. Ze keek om en zag de man met iedere stap dichterbij komen. De brede, lederen riem had hij uit de lussen van zijn broek getrokken; het uiteinde met de gesp wikkelde hij rond zijn rechterhand. Zijn ogen spuwden vuur. Boven, in het trappengat, draaide ze zich nog een keer om. Nog eenmaal smeekte om genade. Ze voelde tranen prikken achter haar ogen toen ze zag dat dit hoe dan ook ging gebeuren. Dat hij niet meer twijfelde en niet meer van zijn stuk te brengen was. Ze vluchtte haar kleine kamer, aan de achterkant van het huisje in. De deur sloot ze niet eens meer. Met een sprong belandde ze op haar harde matras en kroop ineen in de hoek van het kamertje. Ze rilde over haar hele lichaam. Haar teen en elleboog pijnlijk van het stoten, haar knokkels geschaafd van het boenen. Hij kwam haar kamer binnen. Gooide de deur achter zich dicht. Lui, lui kreng, tierde hij, terwijl met een knie op het matras steunde en zijn peetdochter bij haar arm pakte en naar de rand van het bed sleurde. Het enige dat ze kon doen, was zachtjes met haar hoofd schudden. Nee.. nee.. hoorde ze zichzelf jammeren. De grote, krachtige hand sleurde haar naar de rand van het harde matras. Zoals deze hand haar al talloze keren had gesleurd. Ze voelde zich vreselijk. Wetend dat dit ging gebeuren, wetende dat het al vele malen was gebeurd en dat er geen reden was om aan te nemen dat dit haar nog een oneindig aantal keren stond te wachten. Het was een onbeschrijflijk gevoel. Afschuwelijk. De hand liet haar bovenarm los. Handen en knieën! gromde haar peetvader. Handen en knieën! Ze voelde hoe een dikke traan over haar wang biggelde toen ze deed wat er van haar gevraagd werd. Op handen en knieën ging ze op de rand van het bed zitten, haar voeten hingen af. Hij stond achter haar en bleef onophoudelijk tieren. Hij wikkelde de riem nogmaals rond zijn hand, trok hem strakker aan. Ze zat voor hem op haar bed, op handen en knieën. Zijn zestienjarige peetdochter; aanvankelijk een last, maar inmiddels het mooiste geschenk dat hij zich ooit had kunnen wensen. Hij zag de jonge tiener voor hem op bed zitten, haar kontje parmantig in de lucht. Met de riem nog altijd rond zijn rechterhand gewikkeld, hurkte hij achter haar neer en begon langzaam haar jurk omhoog te trekken. Waar de zoom van de stof eerder nog in haar knieholtes gedrapeerd had gelegen, werd nu langzaam maar zeker, stukje bij beetje meer en meer van haar mooie bovenbenen zichtbaar. Als het doek van een bizarre toneelvoorstelling schoof de jurk steeds iets verder omhoog. Steeds meer van haar jonge dijen werd zichtbaar, tot hij in een beweging haar hele jurk terugsloeg en op haar holle rug wierp. Hij had haar heerlijke, melkwitte tienerbillen maar al te vaak gezien, maar het gaf nog altijd net zo’n kick als de allereerste keer. De vorm van haar heerlijke, ronde kontje was subliem, onbeschrijflijk. De gladde lipjes die net tussen haar benen piepten leken te schreeuwen om aangeraakt te worden en als iedere keer kon hij zich nauwelijks inhouden. Zelfs het kleine, bleke sterretje van het jammerende meisje voor hem was om door een ringetje te halen. Hij keek naar het blote, zestienjarige kontje, hoorde haar jammeren. Hij zag hoe ze heel even haar billen aanspande. Hij liet de lederen riem door de lucht suizen en zag hoe ze angstvallig haar billen opnieuw aanspande. Iedere keer als ze de spanning weer van haar kontje liet, zag hij hoe ook haar anusje zich ontspande. Hij gleed vluchtig met zijn linkerhand over het gladde, ronde kontje en deed een stap terug. Je mag blij zijn dat je hier verdomme mag w??nen! riep hij, terwijl de lederen riem met een venijnige zwieper voor het eerst op de blote tienerbillen kletste. Het jammeren van de arme Veerle ging kortstondig over in een gilletje. Ze helde even voorover, maar zijn linkerhand bracht haar weer terug in positie. Hij zag hoe een rode striem zich langzaam aftekende dwars over het heerlijke, witte kontje. Weer deed hij een stap terug. Je moet eens flink fatsoen worden bijgebracht! gromde hij en opnieuw zoefde de riem door de lucht. Met een natte klets belandde deze op het ronde kontje, vrijwel precies waar haar billen al rood waren gekleurd van de eerste slag. Haar kleine sterretje verkleinde en vergrootte, iedere keer als ze angstvallig haar billen aanspande. Een derde keer smakte de brede riem op het ontblote kontje van de zachtjes huilende tienermeid en ze liet zich van ellende op haar buik vallen.
Een vierde en vijfde keer kletste de riem op haar bolle billen. Een zesde keer. De voorgaande keren was hij doorgegaan tot haar kontje paars had gekleurd, maar voor nu leek het hem genoeg. Met een rood hoofd wikkelde hij de riem af en liet deze naast het bed vallen. Anders dan andere keren merkte hij dat hij nu werkelijk zijn hoofd aan het verliezen was. Met name toen hij op zijn knieën naast haar op bed ging zitten en de heerlijke, zachte billen van zijn peetdochter uiteen trok, wist hij dat hij zich op spreekwoordelijk nog onontgonnen terrein bevond. Voor een kort ogenblik masseerde hij het kontje en keek naar haar heerlijke kontgaatje. Dit waren de momenten waarop hij van haar genoot. Waarop hij genoot dat ze bij hem in huis had in moeten trekken. Dit was waarom hij een peetdochter had! Hij hoorde zichzelf hijgen en realiseerde zich dat het enige dat hij nog voelde, seksuele opwinding was. Rauwe, onvervalste geilheid. Toen een druppel speeksel in haar heerlijke bilspleet belandde en hij met zijn vinger langs haar sterretje begon te strelen, wist hij dat er geen weg terug meer was. Zijn hoofd was op hol gebracht. Door zijn peetdochter van pas zestien jaar oud. Precies op het moment dat hij dacht haar geheel tot zijn beschikking had, voelde hij een enorme stomp in zijn maag. Voor hij goed en wel in de gaten had wat er was gebeurd, volgde een tweede stomp en pas toen realiseerde hij zich dat Veerle hem twee stevige trappen had verkocht met de hiel van haar voet. Weg! Weg! riep ze hysterisch naar hem, tranen in haar ogen. De onverwachte stoten in zijn maag veroorzaakten een misselijk gevoel en even wreef hij over zijn buik in een poging de onaangename sensatie te verzachten. De tiener gaf hem echter geen bedenktijd en een derde maal trok ze haar heerlijke, blote been op. Geschrokken van haar verzet schoof hij van het harde matras. Hij keek haar aan met een mengeling van verbazing, woede en opwinding in zijn blik. Zijn hoofd moest vuurrood zijn. Hoewel de situatie nog altijd niet goed tot hem doorgedrongen was, schudde hij verward zijn hoofd, graaide hij de riem van de houten vloer en verliet vluchtig de kamer van zijn peetdochter. Hij trok de deur achter zich dicht. Toen was het stil in huis. Veerle lag uitgeput op bed. Ze bewoog niet en het duurde nog zeker tien minuten voor haar ademhaling tot rust was gekomen. Haar billen gloeiden. Ze ging met een hand naar beneden en voelde hoe ze warm waren. Ze legde haar hand weer naast zich neer en ademde diep uit in haar hoofdkussen. Buiten was de schemering ingetreden, de eerste sterren stonden aan de hemel. En als het meisje op dat moment voor het raam van haar kleine slaapkamer had gestaan, had ze gezien hoe aan de overkant van de straat iemand voldaan het gordijn dicht schoof. In een kleine gemeenschap is het goed om te weten wie je vrienden zijn. Het is goed om te weten wie je kunt vertrouwen en wie niet. Maar bijna net zo belangrijk is weten wie in een klein dorp als dat van hem de touwtjes in handen hebben. Houd je hen te vriend, dan kom je bijna overal mee weg. En ieder mens, hoe invloedrijk ook, zal happen als hem een worst voor wordt gehouden. Je moet er alleen even achter zien te komen wat voor worst ze lekker vinden en precies z?? lang wachten tot je denkt dat ze het niet meer houden. Over de jaren had Hein mannen leren kennen, in alle sociale kringen van de kleine gemeenschap waar hij woonde. Met name de contacten met de meest notabele, invloedrijke mannen had hij uitgediept. Hij had veel worsten voorgehouden. En vandaag was de eerste dag dat hij er eentje uit ging delen. Hij was een forse man. Het was alsof er ieder jaar enkele kilo’s waren bijgekomen. Desondanks had hij te allen tijde zijn respectabele, autoritaire uitdrukking behouden. En nu Hein tegenover hem zat, terwijl de man, achter zijn bureau, hier en daar wat vluchtige krabbels zette op wat vellen met aantekeningen, voelde hij zich onbenullig, onbetekenend. Af en toe keek de man hem aan, zijn brilletje op het puntje van zijn neus. Beide mannen zwegen. Het bordje hoofdagent glom in het licht van zijn bureaulamp. De man zette nog enkele strepen op zakelijke formulieren, nam de donkerblauwe pet van zijn hoofd en zakte onderuit. De pen gooide hij voor zich op tafel. Hij keek Hein voldaan aan. Alsof hij trots was op het aantal strepen dat hij de voorbije minuten met zijn pen had gezet. Hij draaide lichtjes met zijn hoofd. Was even stil. En sprak toen. Zeg het maar, Hein. De man glimlachte. En Hein glimlachte terug. Enkele ogenblikken hing er een benauwde stilte. Het was muisstil op het tikken van het klokje op de hoek van het bureau na. Hein vouwde zijn handen in elkaar. De man boog iets voorover, fronste zijn wenkbrauwen. Hein? De glimlach was niet van Heins gezicht te krijgen. Ook hij boog nu iets naar voren en zachtjes, bijna onhoorbaar, hoorde hij zijn eigen stem. Ze is er klaar voor. De ogen van de man achter het bureau werden groot. Zijn mond viel open. Zijn pet op de grond.”