WEG GEDAAN
Dit is een bewerking van het sprookje van ‘Hans en Grietje.’
Het is 1731 en het zijn in het Duitse Zwarte Woud bittere tijden. Om redenen die niemand goed begrijpt is de vraag naar hout de laatste jaren vrijwel volledig afgenomen, waardoor het voor de houthakkers in het woud inmiddels grote armoede is. Zo ook voor Joachim, die met zijn vrouw Rosalinde en hun kinderen, de tweeling Hannes en Gretchen, in Gernsbach aan het riviertje de Murg woont.
Ooit lag het riviertje vol met boomstammen die na de kap in de omringende bossen een tijdje in het water lagen, totdat ze rustig afdreven naar de grote houtzagerijen iets buiten het dorp. Maar sinds enkele jaren ligt de bomenkap dus bijna stil, omdat er nog amper vraag is naar stammen. Joachim en Rosalinde hebben zo langzamerhand geen idee meer hoe ze hun kinderen nog moeten onderhouden. Omdat ze sinds kort zestien jaar en dus volwassen zijn, hebben ze ten einde raad besloten de kinderen maar naar de grote stad Karlsruhe te brengen, waar ze voor zichzelf kunnen gaan zorgen door werk te zoeken.
De kinderen moeten weg…
Joachim heeft het op zich genomen om dat afschuwelijke plan uit te voeren, en met zijn laatste geld onderneemt hij met zijn kinderen de reis naar Karlsruhe. De stemming in de postkoets is bedrukt, want eigenlijk staat Joachim helemaal niet achter het plan dat zijn vrouw heeft doorgeduwd om de kinderen het huis uit te sturen. Maar haar argumenten waren simpel én doeltreffend, als de kinderen niet voor zichzelf gaan zorgen is het hele gezin binnenkort dood van de honger. Tja, en daar kon hij weinig tegenin brengen, want de honger klopt inderdaad stevig aan hun deur.
Met een diepe zucht bekijkt Joachim zijn kinderen die in de postkoets tegenover hem zitten, lang en uitvoerig, binnenkort zal hij ze misschien wel nooit meer zien. Gretchen is uitgegroeid tot een prachtig meisje. Ze is klein, tenger, zoals haar moeder, zijn eerste vrouw. Ook net als haar moeder heeft ze lieflijk blauwe ogen en lang blond haar, dat volgens de traditie van de streek in staarten is gevlochten, die daarna op haar hoofd bij elkaar zijn gespeld. Ook in de traditie van de streek is de aanzet van haar jonge nog kleine borsten goed te zien in haar nogal laag uitgesneden zondagse jurkje. Gretchen heeft duidelijk niets in de gaten, Joachim heeft de kinderen nog niks durven vertellen. Ze denkt dat het om een leuke gezamenlijke uit-en-thuis reis gaat en praat honderduit met Hannes of met de andere passagiers.
Dan bekijkt Joachim zijn geliefde zoon, Hannes, die in alles het tegengestelde is van Gretchen. Hij is vrij lang, ook tenger maar toch goed gespierd, vaak hielp hij al bij het houthakken. Hij kan zó snel in bomen klimmen om het trektouw aan te brengen, dat hij hem daarom toen er nog werk was vaak meenam. Anders dan Gretchen is hij donker van uiterlijk, op zijn manier ook heel knap, beseft Joachim nu ineens. Zijn lange krullende haar heeft hij in een staart bij elkaar gebonden en met zijn bijna gitzwarte ogen bekijkt hij onafgebroken het landschap. Als zijn zusje wat tegen hem zegt antwoordt hij kort met ja of nee, meer kan er niet van af, hij lijkt somber te zijn. Joachim weet eigenlijk wel zeker dat Hannes vermoedt wat er gaande is en dat hij daarom zo stug doet.
Na een vermoeiende reis zijn ze in Karlsruhe en als ze op de grote drukke markt uitstappen en een rustig plekje hebben gevonden om wat cider te drinken vertelt Joachim zijn kinderen eindelijk wat er aan de hand is. Dat hun ouders niet meer voor hen kunnen zorgen en dat ze nu op eigen benen moeten gaan staan. Als de kinderen hem ontzet aanhoren wordt het hem te veel. Snel drukt hij ze allebei een rugzakje met brood en drinken voor enkele dagen in de hand en voordat ze van de schrik kunnen bekomen heeft Joachim zich omgedraaid en is hij in de drukte verdwenen.
Verkocht aan een ‘kosthuis’
Er is precies gebeurd wat ik al verwachtte, ik had mijn ouders al enkele keren ruzie horen maken en langzaam werd me toen duidelijk wat er zou gaan gebeuren. Maar dat nou juist Vati dit heeft gedaan kan ik maar niet begrijpen. Dat Muti van ons af wilde snap ik nog wel een beetje, omdat ze niet onze echte moeder is, want die is al dood sinds wij tien waren. Maar Váti, dat híj dit doet?
Het maakt me ontzettend boos dat hij ons hier zo maar heeft achtergelaten en als m’n zusje ook nog eens hard begint te huilen staat mijn besluit vast, we gaan terug en we gaan thúis werken voor de kost. De postkoets kunnen we niet betalen dus lopen we gewoon terug, kan me niet schelen hoeveel dagen het kost. Ik heb onderweg goed mijn ogen de kost gegeven om allerlei herkenningspunten te onthouden en als we doorlopen moeten we in drie of vier dagen terug kunnen zijn.
We hebben geluk, regelmatig kunnen we een eind op een boerenkar meerijden en vanaf de Rijn tot aan ons dorpje kunnen we zelfs het hele stuk mee op een leeg terugkerende houtwagen. We slapen op boerderijen waar we helpen met het verzorgen van de dieren, in ruil voor een dak en eten en na twee dagen zijn we weer thuis. Vooral Vati is ontzettend blij ons terug te zien maar diezelfde avond hoor ik alweer dat ze ruzie maken, Muti gaat te keer dat Vati het weer eens slap heeft aangepakt en dat ze dit nu zélf wel zal regelen.
De dagen daarna gebeurt er niks en al bijna denk ik dat we mogen blijven. Gretchen en ik doen zo veel mogelijk klusjes buitenshuis zodat we af en toe ook een beetje geld in kunnen brengen, misschien dat ze dat van gedachten heeft doen veranderen.
Maar op een ochtend zegt Muti: ‘kom kinderen, we gaan naar Baden-Baden, ik heb daar een kosthuis voor jullie geregeld.’ Het is een kleine dag lopen en als we tegen het einde van de middag in het stadje aankomen loopt Muti meteen door naar een prachtig groot huis. Naast de deur hangt een kopen bord met de naam ‘Herrenhaus Brunhilde’.
Muti belt aan en dan doet de vreemdste mevrouw open die ik ooit gezien heb. Ze heeft lang zwart haar, is zelf ook helemaal in het zwart, haar jurk is lang en sluit nauw om haar lichaam, zó anders dan al die streekjurkjes waar alle vrouwen en meisje hier normaal in lopen.
De rare mevrouw laat ons binnen en in de mooiste kamer die ik ooit zag krijgen we warme cider en zoveel peperkoek als me maar willen, dik besmeerd met vette roomboter.
Gretchen en ik genieten van de lekkernij maar ondertussen hoor ik toch ook wel de mevrouw met Muti smoezen, ik weet iets op te vangen als ‘…dat ze nooit ongezien haar waar koopt.’ Ze smiespelen nog even door en dan zegt Muti, poeslief, dat we ons even helemaal moeten uitkleden omdat de mevrouw nieuwe kleding voor ons heeft. Al snel staan we in ons blootje en omdat ik dan voor het eerst sinds jaren mijn zusje helemaal bloot zie steekt tot mijn schaamte mijn Schwanz al snel stijf uit mijn lijf.
‘Hmm, gut’ zegt de mevrouw vriendelijk, ‘ze zien er veelbelovend uit. Nog even wat doorgroeien, vooral de jongen moet ook nog wel flink wat aankomen maar dan kunnen ze zo aan de slag. Tot die tijd kan zij helpen in de keuken en bij de bediening. En hij, ehm…, nou, we zien wel…’ Muti knikt tevreden en schudt dan handen met de mevrouw. En voor we het goed en wel beseffen geeft ze Muti een zakje met geld die daarna zonder ons nog aan te kijken of boe of bah te zeggen vertrekt. Met grote ogen van schrik kijkt Gretchen mij aan…
Meteen na Muti’s vertrek draait de mevrouw als een blad aan de boom om en snauwt ze dat ze vanaf nu Frau Brunhilde genoemd wil worden. Ze rinkelt met een belletje waarna er een ook al in het zwart geklede strenge man verschijnt die voor haar buigt. ‘Petrus, het hok in met hen’ snauwt ze. De man buigt opnieuw en dan moeten we hem de trap op volgen, zonder een draadje kleding aan ons lijf. Op de eerste verdieping treffen we andere jongens en meisjes, met nauwelijks meer kleren aan dan wij, die ons stil en nieuwsgierig aanstaren. Maar met elkaar praten is er niet bij, meneer Petrus loopt stevig door, we moeten rennen om hem bij te houden. We nemen nog twee trappen en op de allerbovenste verdieping, eigenlijk meer een zolder, doet hij een deur open en daar snauwt hij ‘naar binnen jullie.’ Amper zijn we binnen of achter ons draait hij de deur op slot…
Troost zoeken en vinden
De grote kamer waar we in zijn opgesloten is kaal, op een bed, een po en een grote kan met water en wat drinkbekers na. In de muren is geen raam te bekennen, er is alleen maar een klein lichtkokertje in het plafond, dat zo hoog is dat je er niet bij kunt komen en we dus ook niet door het raampje naar buiten kunnen kijken. Het is er koud en al gauw staan we in ons blootje allebei te rillen van de kou. Er zit niks anders op dan op het bed onder de dekens te kruipen en tegen elkaar aan te gaan liggen, om zo warm te blijven. Het voelt heel onwennig allemaal, helemaal bloot tegen elkaar, allebei moeten we zachtjes huilen. Maar gelukkig vallen we al snel als lepeltjes tegen elkaar gelegen van uitputting in slaap.
We schrikken wakker als de deur met sleutelgerammel wordt geopend, het is dan al donker. Zonder iets te zeggen zet meneer Petrus een schaal met dampend eten en een brandende kaars op de grond, waarna hij meteen weer verdwijnt, de deur opnieuw op slot draaiend. Ik kijk Gretchen aan die nog slaperig in de beschutting van mijn lijf ligt en vraag: ‘wil je eten?’ Mijn zusje knikt en dan klauter ik het bed uit zonder het dek helemaal open te slaan, om haar warm te houden. Ik pak de schaal met eten, het zijn groenten met noedels en Rindfleisch, het ruikt heerlijk. Ik zet het eten tussen ons in en zonder iets te zeggen eten we alles op, we hadden honger maar het smaakt ook wonderwel heerlijk. We hebben in lange tijd niet zoveel en zó lekker kunnen eten.
Nadat we allebei tot slot een glas water hebben gedronken zet ik al het lege spul terug bij de deur en plas ik in de po voordat ik weer snel naar bed ga, het is ijskoud. Maar dan komt ook Gretchen in beweging en als ze in het licht van de kaars voor me langs loopt naar de po, raak ik in de ban van hoe mooi ze geworden is. Omdat we tegelijk geboren zijn waren we als kind vaak samen bloot maar de laatste jaren schermde zij zich zorgvuldig voor mij af.
Ik heb nog nooit een bloot meisje gezien, ze is wúnderbar-schön geworden. Ze is niet groot, tenger ook. Voor het eerst zie ik haar mooie borstjes, en ook een klein driehoekje van blonde haartjes tussen haar benen. Met haar lange blonde haren die ze nu los heeft hangen lijkt ze met die blauwe ogen bijna een engeltje. Ik kan er niks aan doen, mijn Schwanz zwelt meteen weer op, de laatste tijd is die bij het minste of geringste groot en hard. Soms komt er zelfs iets wits uit en toen ik ooit met Vati in het bos was en hem vroeg wat dat was vertelde hij dat dat nodig is om kindjes te krijgen. Hij legde uit dat de man zijn Knüppel zoals Vati hem noemde bij een vrouw naar binnen steekt en als je dan een tijdje beweegt komt het eruit en na nog weer een tijd is er een kindje. Toen ik hem vroeg waar je hem dan precies insteekt zei Vati dat ik dat tegen die tijd vanzelf wel zou ontdekken.
Als Gretchen terug in bed naast me komt liggen probeer ik te vermijden dat ze mijn schwanz ziet of voelt maar of ze het er om doet weet ik niet, haar hand legt ze op mijn lies, met haar pink net tegen mijn schwanz. Zachtjes vraagt ze dan aan me: ‘Hannes, snap jij waarom Muti ons dit heeft aangedaan?’ Juist dat lieve zachte niet-begrijpen breekt me, ik snap hier ook niks van. Zo komt het dat we troost zoeken in elkaars armen en samen huilen we opnieuw tranen met tuiten, waarna we al snel weer in slaap vallen.
Wederzijds onderzoek
Er begint net een beetje daglicht door het plafondvenstertje te komen als ik wakker wordt. Ik lig op mijn zij, met mijn linkerbeen over Gretchens beide benen die op haar rug ligt. Mijn linkerarm ligt over haar borstkas met mijn hand vol op haar rechterborstje. Ik schrik van deze houding en wil me eerst snel terugtrekken maar omdat Gretchen nog slaapt kan ik het niet laten, voorzichtig streel ik haar beide borstjes en knijp er daarna voorzichtig in. Ik heb nog nooit zoiets zachts en lieflijks gevoeld, totdat tot mijn schrik de topjes helemaal hard worden. Ook komt er een kreuntje uit Gretchen haar mond, waarna ik me van schrik gauw terugtrek. Op dat moment doet Gretchen haar ogen open, ze kijkt me lief aan en mompelt: ‘ik sliep niet hoor, Hannes. Wil je me nog een beetje doorgaan met strelen? Ik vind het zo fijn…’
Ik kijk haar verschrikt aan: ‘bedoel je dat je voelde dat ik aan je voelde?’ Gretchen knikt. ‘En bedoel je ook dat ik daar mee verder moet gaan, met dat voelen?’ M’n zusje knikt weer. Even twijfel ik maar dan wint mijn nieuwsgierigheid naar haar meisjeslichaam het van mijn verlegenheid. Ik streel opnieuw haar borstjes, voel nu openlijk en vrij hoe mooi rond en zacht en toch ook stevig ze zijn. Als ik in de dopjes die erop zitten knijp worden ze hard en kreunt Gretchen, dus dat vindt ze blijkbaar heel fijn. Ik kijk haar aan en vraag: ‘is dat echt zo fijn?’ Gretchen is blijkbaar alle woorden verloren want opnieuw knikt ze alleen maar en ze laat er een zacht kreuntje bij horen.
Dan ga ik zachtjes over haar buik naar beneden, spannend. Eigenlijk weet ik niet waarom maar ik denk dat het te maken heeft met het gaatje waar Vati het over had. Ik voel ook hoe opwindend m’n zusje het vindt want haar buikspieren trillen een beetje onder mijn handen. Bij mij zitten daar door al het boomklimmen al spierblokjes, bij Gretchen natuurlijk niet maar toch heeft zij ook een echt stevig buikje. Als ik bij de schaamhaartjes tussen haar benen aankom doet ze die tot mijn verbazing uit elkaar. ‘Wat is er, Gretchen, waarom doe je dan?’ Eindelijk zégt ze nu ook iets: ‘…het voelt daar altijd zo lekker’ zegt ze dan heel verlegen.
Ik kriebel door haar haartjes en als ik dan net daaronder een bultje voel drukt Gretchen zich ineens heel hard tegen mijn hand: ‘ja, daar!’ kreunt ze en voorzichtig wrijf ik er over op en neer. Het lijkt of m’n zusje begint te huilen, ze gilt heel zachtjes met haar eigen hand over haar mond, en ik moet het weten: ‘wat is er Gretchen, doe ik je pijn?’ Het duurt lang maar dan: ‘het is daar zó lekker Hannes, ik weet niet wat het is.’
Terwijl ik me op Gretchen richtte heeft zij ondertussen haar handje over mijn Schwanz gelegd. Eerst had ik het niet eens in de gaten omdat ik zo met haar bezig was maar als zij me daar zachtjes streelt en er ook wel wat in knijpt moet ik óók zachtjes kreunen. Naast me hoor ik dan een giecheltje: ‘oh, jij vindt dat ook lekker hè?’ vraagt Gretchen. Ik knik, misschien is het wel hetzelfde als wat zij voelt bij haar bultje. Zachtjes knijpt Gretchen door, over de hele lengte van mijn Schwanz, ik kan me niet herinneren dat ik óóit zoiets zaligs heb gevoeld.
Maar net als ik haar wil vragen waar bij haar dan toch dat gaatje voor mijn Schwanz zit gaat met veel sleutelgerammel de deur open. Daar staat meneer Petrus: ‘jij daar, meekomen’ gebaart hij naar Gretchen. Als ik ook op wil staan gromt hij: ‘jij blijft hier.’ Bevend van angst staat m’n zusje op en even later loopt ze bloot achter meneer Petrus aan. Hij zet voor mij een groot bord met eten op de grond en dan draait hij de deur weer op slot, waarna ik helemaal alleen achterblijf.
X. Zara