John:
“Waar gaan we naar toe John?” “Laat je verrassen Evie!” Dat laatste zeg ik bewust strenger dan nodig. Ik voel dat ze me van de zijkant bekijkt maar houd mijn blik geconcentreerd op de weg voor me. Ik voel haar onzekerheid.
“Mà… Maar als ik zou willen dat je me terugbrengt?” “Dan doe ik dat… Maar alleen als dat is wat je echt wil… Wil je dat?” “Nee niet; ik denk van niet… Maar ik ben een beetje bang.” Ik blijf bewust voor me kijken. “Bang? Bang voor mij Evie?” “Ùh. Ik weet ’t niet.” “Hoe moet ik ’t weten, als je het zelf al niet weet?”
Ik hoor een diepe zucht. Ik onderdruk de neiging om haar een geruststellende blik toe te werpen. Deze John kent ze niet. Dit is niet de John die haar met raad en vooral daad heeft bijgestaan na het overlijden van haar man, mijn broer, Wouter.
Het was die John die zij had toegezegd mee te gaan op een zakenreis. Een reis waar normaliter haar echtgenoot, mijn broer en compagnon bij zou zijn. Ik heb haar niet verteld van het kleine maar luxe vakantieresort nabij Kitzbühel, de laatste loot aan de stam van Wouters en mijn vakantiebedrijf, Fantas’t’y Resorts.
Toen we twintig jaar geleden begonnen met het opknappen en verhuren van de van mijn ouders geërfde sobere stacaravans, hadden wij niet gedacht dat ons bedrijf zou uitgroeien tot 9 luxe resorts in 5 landen. Wouters inbreng was van meet af aan de praktische kant, waarbij ik als automatisch verantwoording nam over de zakelijke belangen. Ook de creatieve inbreng kwam veelal uit mijn koker waarbij mijn broer zich als meester ontpopte, in het omzetten van mijn soms gekke ideeën in de praktijk. In de beginjaren deed hij alles nog zelf maar meer en meer besteedde hij de ambachtelijke kant uit aan uitvoerders waarbij hij nauw toezicht hield op de kwaliteit en de afwerking.
“Mag ik wat vragen.” Van binnen moet ik lachen om haar bedeesde stemmetje, ik antwoord echter emotieloos. “Je mag me alles vragen. Bedenk van tevoren wel of je het antwoord wil horen.” “Waarom ben je nooit getrouwd?” “De enige vrouw die ik wilde bezitten was al bezet.” “Ken ik haar?” Nog voordat ik antwoord. “Èh, en hoezo bezitten?” Nu kan ik een glimlach niet onderdrukken. Ze luistert goed. Precies zoals ik had verwacht.
“Dat zijn twee vragen in één. Ik zal met de laatste beginnen… In tegenstelling tot de geldende mores geloof ik niet in een zogenaamde gelijkwaardige relatie. Althans niet voor mij. Ik werk hard en verdien genoeg om een partner royaal te onderhouden. Noem het egoïstisch maar Ik wil haar met huid en haar voor mezelf. En je eerste vraag. Ik twijfel of je haar wel echt kent.” Ze zucht diep. “Dat had ik niet achter je gezocht John. Wouter vond het juist prima dat ik mijn eigen werk behield en zo ook mijn eigenwaarde… Wie was het? Hoe heet ze? “Ze heet Evie!”
In mijn ooghoek zie ik hoe ze met een ruk naar me omdraait. Ik kijk star voor me uit maar ga ervan uit dat haar ogen en mond ver openstaan.
Het blijft langer stil dan ik had verwacht. “Mà.. Ik wist niet… Was met Wouter… Waarom?” “Waarom wat lieverd?” Ze reageert als door een bij gestoken. “Ik ben JOU lieverd niet! Ik was de lieverd van je broer.”
Haar verwarring amuseert me. “Waarom reageer je nou zo boos? Ik had je gewaarschuwd. Stel geen vragen waarop,” “Hoe kon ik weten dat je… Dat je mij?” “Dat ik jou wat Evie? Begeerde; bedoel je dat?”
Hetgeen waar ik op hoopte gebeurt eerder dan verwacht. Haar gevoelens en emoties zitten in een achtbaan. Op zijn sterfbed had Wouter me gevraagd om me na zijn dood om zijn vrouw te bekommeren. Dit had ik hem met liefde toegezegd. Wellicht met meer liefde dan zijn bedoeling was geweest. Zo goed en uitgebreid als wij over zakelijke dingen communiceerden, zo oppervlakkig waren onze gesprekken betreffende persoonlijke dingen. Onze karakters en talenten waren totaal verschillend. In zekere zin waren wij complementair aan elkaar. Een ding echter hadden wij gemeen, niet dat ik dit ooit aan wie dan ook verteld heb. Al vanaf het moment dat hij mij aan zijn vriendin Evie voorstelde was ik verliefd. Tot op de dag van vandaag is me onduidelijk waarop Wouters noch mijn liefde voor haar is gestoeld. Zij is niet bepaalt moeders mooiste. Zowat alles aan haar is een beetje te. Haar gezicht is te breed, haar wenkbrauwen te borstelig, haar borsten te klein en haar kont en heupen zijn te breed. Maar toch voor mij en blijkbaar ook voor mijn broer zaliger… Het is het totaalplaatje. Ze heeft iets. Iets dat mijn hart sneller laat kloppen, mijn bloed sneller laat stromen en mijn kruis laat verstijven. In tegenstelling tot mijn broer wil ik haar bezitten. Hij was haar vriend en partner. Ik wil haar als mijn eigendom. Een eigendom dat ik met alle egards zal behandelen. Optimalisatie van haar voldoening, gerief en lustbeleving zijn mijn ultieme doel.
“Maar, sinds wanneer… ?” “Vanaf het moment dat wij aan elkaar zijn voorgesteld.”
Het graven in haar geheugen is bijna hoorbaar. “Maar toen… Je was nog een puber.”
“Voordat we verder gaan laten we een ding afspreken Evie… Dat ge-maar irriteert me mateloos. Ik vereenzelvig het woordje ‘maar’ en meer nog ‘ja maar’ met een verdekt ‘nee’. En juist dat nee. Dat wil ik uit jou mond niet meer horen.”
Terwijl het asfalt van de Duitse autobahn met hoge snelheid onder ons doorschiet ontvouwt zich een ijzige stilte. Net als ik staart zij nu recht voor zich uit, met dat verschil dat ik daarbij mijn Audi bestuur.
We zijn op z’n minst vijftig kilometer verder als ik voel dat zij voorzichtig naar me toe draait. “Ik denk dat ik naar huis wil, John.” Haar stem trilt van onzekerheid. Ik neem de tijd.
“Dan hebben wij inmiddels een probleem Evie… Ik heb om acht uur vanavond een belangrijke afspraak in Kitzbühel. Zelfs als ik meteen omkeer, jou thuis afzet en gelijk weer vertrek red ik dat niet. Vooropgesteld dat jij verder niets met mij wil, kies ik dan toch voor die zakendeal. Ik heb niet de luxe te kunnen leven van de erfenis en levensverzekering van mijn overleden partner.’Met dat ik het uitspreek voel ik me toch wel schuldig. Voor een moment hoor ik haar snikken. Kort daarop voel ik hoe zij zich herpakt. “Ik heb er ook altijd voor gewerkt.” Ik maak kort oogcontact. Haar blik is verdrietig maar stuurs. “Jazeker Evie. Je hebt gewerkt… Ik waag te betwijfelen of je inkomen als kleuterleidster ook maar de helft van je persoonlijke uitgaven kan dekken. Hoeveel van je collega’s rijden elke 2 jaar in een spiksplinternieuwe Minicooper. Om over de woonlasten van een vijf ton appartement nog maar te zwijgen. Ik waag te betwijfelen of jij je huidige levensstandaard kunt continueren.” Met die paar zinnen heb ik haar terug bij af.
“Maar…” Ik kijk haar kort strak aan. “Maar… Ik bedoel… Je zou me helpen. Dat heb je Wouter beloofd.” “Aan die belofte zal ik me houden. Als jij het appartement niet meer kunt betalen zal ik je helpen bij de verkoop en het zoeken naar een voor jou betaalbare woning. Ik zal je helpen de tering naar de nering te zetten.”
Haar denkproces is hoorbaar. Zij is de vis aan mijn haak. Net als die vis beseft zij de uitzichtloosheid van haar strijd niet. Nog niet. “Maar… èh sorry…” Ze leert snel. “.. Het bedrijf was evenveel van Wouter als van jou…” “Dat klopt als een bus. Wij waren beiden directeur van de BV Fan’tasty’ Resorts. Beide directeuren deelden zich het werk en ontvingen derhalve een vastgesteld percentage van de winst als salaris. De rest van de winst wordt conform oprichtingsakte geïnvesteerd in de consolidatie en of uitbreiding van het bedrijf. Als gevolg van Wouters heengaan ben ik de enig overgebleven directeur. Ervan uitgaande dat jij noch de kennis, noch de kunde hebt om zijn taken over te nemen, zal ik zijn werkzaamheden dus moeten uitbesteden. Ik mag van geluk spreken als dat kan binnen de kaders van zijn c.q. mijn vastgestelde salaris.”
“Ik wist wel dat je hard en zakelijk kunt zijn, mà… èh. We zijn familie.” “Aangetrouwde familie, om precies te zijn. Geen bloedverwanten.” “En daarom kun je me gewoon laten stikken.” “Ik laat je niet stikken. Ik vindt het gewoon niet reëel om in te staan voor de levensstijl van de weduwe van mijn broer, zonder dat ik daar iets voor terugkrijg.” Men zegt wel eens ik hoorde haar hersenen kraken. Nu, met mijn schoonzus stilzwijgend naast me, voelt het echt zo. De geur van haar bloemig parfum word meer en meer gelardeerd met iets anders… Dit samengestelde bouquet windt me op.
“Hey Google… Zoek het dichtstbijzijnde station.” “Wat doe je?” “Stil nu, Evie!” ‘Het dichstbijzijnde regionaal station is Wilhelmsburg… Voor internationale verbindingen is dit Hauptbahnhof Ulm.’ “Hey Google… Navigeer naar Hau..” “John… Alsjeblieft, Stop!” ‘Navigatie gestopt’.
Evie:
“Stop!” ‘Wat zeg ik nou? En die ingeblikte navigatiejuffrouw reageert meteen.’ John reageert iets later. Hij zet de alarmlichten aan en brengt de Audi op de vluchtstrook tot stilstand. “Wat doe je? Dat mag niet.” Ik voel dat hij zich naar mij omdraait. De auto schudt door het langs razende verkeer. Ik probeer mijn blik strak op een vlek in het voor ons liggende asfalt te richten. Hij zegt geen woord maar ik voel zijn priemende blik, als het ware, op de zijkant van mijn gezicht branden. Als door onzichtbare draden wordt ik in deze blik getrokken. Ik zie geen mimiek maar verdrink in de onpeilbare diepte van zijn donker ogen. Een lang verdrongen gedachte dringt zich opnieuw aan mij op. De man die mij aanstaart kan onmogelijk een broer van mijn Wouter zijn. Hij lijkt in niets op hem, noch op zijn vader. Van zijn moeder zou hij zijn Romeinse neus en zijn volle bos ravenzwart haar kunnen hebben.
Zijn zachte dwingende stem dringt eerst maar nauwelijks tot me door. “Wat Evie. Wat wil je nou?” Ik voel tranen opwellen. Een traan die zijn weg over mijn wang naar beneden zoekt wrijft hij met een vinger weg. Het vochtige spoor van de traan verandert in een brandend, naar meer aanraking verlangend strookje huid. De strelingen die ik al sinds het ziek worden van mijn echtgenoot in node heb moeten missen. “Voor de laatste keer Evie. Wat wil je nou?” De de dwang in zijn stem staat in schril contrast tot het tedere gebaar van zonet.
Ik schud met mijn hoofd. “Ik weet het niet. Echt niet… Ik weet zelfs niet waarom ik heb ingestemd met deze reis.” Inmiddels vloeien hete tranen onophoudelijk over mijn wangen. Het lijkt erop dat mijn radeloosheid, mijn verdriet; zijn mimiek, zelfs zijn hele houding verzacht. Hij legt een arm om me heen en trekt me naar zich toe. Ik voel zijn lippen bij mijn oor. Hij fluistert. “Sorry meisje. Misschien moet ik wat meer geduld met je hebben. Maar ik wacht al zo lang.”
Het is waarschijnlijk al de tweede keer dat, nu harder, op het zijruit aan mijn kant van de auto wordt getikt. John schiet overeind en drukt knop, waardoor de ruit openschuift. Een agent in uniform buigt naar voren en kijk streng langs me heen in de richting van John.
“Führerschein und Fahrzeugpapiere, bitte!” John opent een vak tussen voorstoelen en overhandigt mij een leren mapje. “Geef jij dit even aan de agent liefje?” Ik geef het mapje door en zie dat de man dat meteen doorgeeft aan de schuin achter hem staande vrouwelijke agent, die meteen met de papieren uit het zicht verdwijnt. “Bitte sagen Sie mir, aus welchem Grund Sie auf den Standstreifen anhalten.”
“Entschuldigung Polizist Schuster. Mir ist klar, dass ich gegen das Gesetz verstoße. Aber meine Schwägerin, ihr Mann ist kürzlich verstorben, wurde plötzlich von ihrer Trauer überwältigt. Ich muste Sie kurz trösten.” De man kijkt van John naar mij. Blijkbaar overtuigd mijn behuilde gezicht met de ongetwijfeld uitgelopen mascara de man van de waarheid van John’s verhaal. “Das kein triftiger Grund auf dem Standstreifen an zu halten. Ich werde dies diesmal jedoch gutheißen.” Hij draait zich om naar achteren. “Sind die Papiere in ordnung Gabi?” De vrouw overhandigd hem het mapje. “Alles in ordnug.” De agent reikt mij het mapje. Op het moment dat ik het aanpak houdt hij het kort vast en kijkt me aan. “Mijn Beileid mit Ihrem Verlust.” Hij wendt zich tot John. “Gute Reise.” “Vielen Dank, Ich wünsche Ihnen einen ruhigen Dienst.” De man tikt aan zijn pet en verdwijnt naar achteren.
Het portierraam schuift dicht. Nog geen minuut later voegen wij achter de politiewagen, waarvan de zwaailichten kort opflitsen, in op de Duitse autosnelweg.
John kijkt weer geconcentreerd en stilzwijgend recht voor zich uit. “Hoe wist je de naam van die agent?” Een glimlach krult om zijn lippen. “Gewoon lezen Evie. Zijn naam stond op het koperen plaatje op zijn borstzakje.” “Dat had ik niet gezien.” “Ik wel. Het is psychologie van de koude grond. Veel mensen reageren milder als ze vriendelijk worden aangesproken met hun eigen naam.”
Ik kijk voor me uit en zie nog net dat de Afslag naar Ulm centrum twee kilometer verderop is. Ik merk dat hij naar me omdraait. Nog voordat hij iets kan zeggen. “Je kunt doorrijden John. Ik ga met je mee naar Kitzbühel.” De ontspanning die over zijn gezicht trekt staat hem goed. “Je zult er geen spijt van krijgen Evie. Dat beloof ik.”
“Ik hoop het John. Ik hoop het van harte.” “Er gebeurt niets dat jij uiteindelijk niet zelf ook wil. Daarvoor respecteer ik je teveel.” “Je bent een man vol tegenstrijdigheden John.” Hij kijkt me van de zijkant vragend aan. “Hoe zo tegenstrijdigheden?” “Ik kan er heel wat opnoemen uit de laatste jaren. Maar laat ik het bij het hier en nu houden… Enerzijds zeg je dat jij me wil bezitten, vervolgens spreek je van respect voor mij.” Hij schudt met zijn hoofd. “Ik zie daarin geen tegenspraak. Mijn respect voor jou staat buiten kijf. Ik heb jou, je keuze voor Wouter, jullie levensstijl nooit een strobreed in de weg gelegd, toch?” “Nee zeker niet mà..” Hij legt een hand op mijn knie en knijpt zacht. “Geen maar Evie. Laat me uitpraten alsjeblieft… Ja, ik wil je bezitten. Niet liever dan dat zelfs. Maar jij zelf zult daarvoor moeten kiezen. Ik zal je niet dwingen… Tot niets!” Over zijn laatste opmerkingen moet ik even nadenken. “Hmm, je wil me niet dwingen, maar probeert me wel te chanteren.” Hij reageert als door een wesp gestoken. “Ik, jou chanteren? Hoe kom je daarbij?” “Als ik me niet aan jou geef dan draai jij de geldkraan dicht.” “Evie toch. Die geldkraan, of geldezel, zoals ik hem liever noem. Dat was Wouter, jou echtgenoot. Met zijn dood droogt, behoudens je kleine erfenis, die geldstroom op.” Ik voel kwaadheid opborrelen. “Waarom noem jij je eigen broer een geld-EZEL.” Ik noem hem een ezel, omdat hij voor zijn tweemaandelijkse pleziertje veel meer geld kwijt was dan ik voor mijn wekelijkse escort.” “Hoezo tweemaandelijks, wat weet jij daar nou van?” “Laat ik het zo stellen… Hij beklaagde zich wel eens.” Mijn aanvankelijke verdriet is volledig omgeslagen in woede. “Zo mijn eega beklaagde zich wel eens? Heeft hij er ook bij verteld dat hij zij vrouwtje hooguit twee keer per jaar wist te bevredigen.” “Dat heeft hij niet, maar dat doet mijns inziens ook niet ter zake.” “Dat doet ’t niet?” Het resoluut schudden van zijn hoofd is olie op het vuur van mijn woede. “Wat deed je zelf om een orgasme te bereiken? Waarom is het de verantwoordelijk van de man dat zijn vrouw zich achteraf bevredigd voelt? Wat heb je meer gedaan dan op je rug liggen en je benen spreiden? Het is waarschijnlijk dankzij je weinig gebruikte en daardoor nog redelijk strakke kut, dat hij zijn sap bij je kon lozen. Daarvoor moest hij dan zelf ’t werk doen, zoals hij ook voor jou onderhoud moest werken.” “Dat probleem heb je natuurlijk niet bij die hoeren van je.” “Nee Evie, dat heb ik inderdaad niet. Ik betaal voor mijn bevrediging. Krijgen zij een orgasme, dan is dat zo te zeggen ‘collateral damage’. Het is een zakelijke overeenkomst.”
Ik voel dat hij me met zijn beweringen, die niet op onwaarheid berusten, langzaam in een hoek drijft. Ik geef me echter niet gewonnen. Immers, de aanval is de beste verdediging. Zo luidt Johns eigen lijfspreuk tenminste als het om zaken gaat.
“Als ik het goed begrijp lieve schoonbroer,” zeg ik met een stem die druipt van sarcasme, “je wil mij bezitten zodat jij je bevrediging niet langer buiten de deur hoeft te halen?”
“Toe nou Evie… Doe nu niet alsof je dom bent… Met je intellect torende je boven Wouter uit. Daarom heb ik nooit echt begrepen waarom je juist hem uitzocht… Of vond jij je bevrediging in het verbaal neersabelen van je man.
Jij pocht op zelfstandigheid en eigenwaarde. Bij zelfstandigheid hoort mijns inziens ook zelfvoorzienend zijn. Dat in zowel in financieel alsook relationeel opzicht.
Mocht je er uiteindelijk toch voor kiezen om in mijn bezit over te gaan, dan is het mijn verantwoordelijkheid dat al je behoeften worden bevredigd. Dat geld dan niet alleen in financieel, maar ook in relationeel en zelfs in seksueel opzicht.”
“Dus als ik het goed begrijp… Als ik ervoor kies, om waar en wanneer ‘meneer’ dat wenst, met bereidwillig, gespreide benen op mijn rug te gaan liggen, dan is mijn kostje gekocht.” “Evie! Als jij de vulgariteit uit je woorden zou kunnen overbrengen op de beleving van je seksualiteit, dan zou dat mogelijk deels kunnen functioneren.”
“Jij?! Je verwacht schaamteloosheid en vunzigheid van je schoonzus die nog maar zes weken geleden weduwe is geworden?” “Verwachten en Hopen. Dat waren de woorden van je man Wouter. Ik daarentegen, ik EIS! Mocht jij in mijn bezit overgaan dan EIS ik dat jij je schaamteloos aan me overlevert.” Wat betreft je uiterlijk heb je iets van een sexy Fee, althans in Wouters en mijn ogen. Die fee heeft zich echter gehuld in een Koud-Stalen harnas van ongenaakbaarheid.” Dientengevolge is het woordje FeeKS een passende titel voor jou. “Opnieuw voel ik tranen opwellen.”
John:
Ik heb haar stevig aangepakt. De arrogantie van de zogenaamd eigenstandige feministe ligt in duigen. Het is niet zo dat ik geen geloof hecht aan ’t feminisme. Ik ben in de wereld van het toerisme en zelfs onder de escorts, die mij hun diensten aanboden,veel eigenstandige vrouwen tegengekomen. Ik ben als geen ander voor gelijke rechten van man en vrouw. Wat een deel van de zogenaamde tweede feministische golf maar al gemakkelijk opzij zet, is dat gelijke rechten gepaard gaan met gelijke plichten en verantwoordelijkheden.
Ze zit stil en in zichzelf gekeerd naast me. Natuurlijk ik had nog kunnen wachten. Na een gepaste tijd had ik voor haar op mijn knieën kunnen gaan en haar mijn liefde betuigen. Dat is echter niet wat ik wil. Ik ben niet van plan daar aan te haken waar wijlen mijn broer is gestopt.
Ik klik mijn richtingaanwijzer aan en rij de afrit richting raststätte op. Evie draait naar me om. Haar stem trilt “Ga je me nou alsnog afzetten?” Ik schiet in de lach. “Waar zie je me voor aan Evie? We moeten nodig tanken en ik voel sterke behoefte voor een sanitaire stop, een kop koffie en een broodje… Jij niet?” “Èh ja, nou je ’t zegt… Ik zou ook wel iets lusten.”
Nadat ik heb getankt rij ik door naar het wegrestaurant waar ik de auto parkeer. Ik loop om de auto heen en help haar bij het uitstappen. Ze kijkt me onzeker aan. Ik wijs naar haar jeans. “Is dat alles wat je bij je hebt?” “Hoe bedoel je?” “Die zwarte zijden blouse staat je uitstekend. Maar ik zie mijn vrouw liever in een jurk of rok.” “Ik heb een zwarte rok bij me.” “Hoe lang?” Ze kijkt me onzeker aan. “Wat bedoel je? De hele tijd al. Vanaf thuis.” Ik streel haar wang. “Alsjeblieft meisje. Ontspan een beetje. Ik bedoel natuurlijk, hoe lang is die rok?” “Óh sorry… Tot net onder de knie.” Ik open de bagageruimte en overhandig haar haar reistas. “Aandoen! En waag ’t niet om van die lustdodende pantykousjes eronder aan te trekken… Bij nader inzien. Trek maar niets onder je rok aan.” Haar mond valt open. Je bedoelt… Ook geen slipje?” “Slipje Evie?” Het enige dat ik ooit aan jou waslijn heb zien hangen dat waren directoires… Onneembare elastisch katoenen vestigingen.” Maar dat kun je niet van me eisen.” “Misschien niet eisen maar wel verlangen, lieverd.” Deze keer wijst ze de lieverd niet van de hand. De blos die op haar gezicht ontstaat, staat haar goed.
We lopen het restaurant in. “Zal ik alvast wat voor je bestellen terwijl jij je omkleed?” “èh ja doe maar. Een cappuccino en een chococroissant als het mag.” “Tuurlijk mag dat Evie. Ik zie je zo.” Voor een ogenblik kijkt ze me besluiteloos aan. “Ùh ja.. dan ga ik maar even.”
Ondanks de drukte staat al snel een kelner aan tafel. Ik doe mijn bestelling en kijk om me heen. In deze tijd van het jaar zijn het vooral zakelijke reizigers en vrachtwagenchauffeurs die onderweg zijn. Al snel zie ik ook twee jongedames die van tafel tot tafel gaan om hun diensten aan te bieden aan eenzame chauffeurs en reizigers. Plotseling voel ik een hand op mijn schouder. “Dat was snel Evie.” ik draai me om en kijk in het uitgebluste gezicht van een straatmadelief.” “Na mein Schöner. Lust auf ein wenig Entspannung.” De jongedame spreekt met een dikke tong en is onmiskenbaar onder invloed van alcohol of iets sterkers. “Nein danke! Ich machs mir lieber mit der Hand, dan in deiner missbrauchte Jungfotze.” Ze draait met een ruk van me weg en beent weg. “Holländisches Arschloch!”
“Wie was dat?” “Een prostituee die haar diensten aanbood.” Evie kijkt naar de vrouw die inmiddels aan een andere tafel haar geluk beproeft.” “Ga zitten, Evie.” “Èh ja… Ze ziet er nog jong uit…” “Ein Cappuccino, ein Espresso, ein Chococroissant und ein Brötchen Frikadelle… Guten appetit.” “Danke.”
Nadat ze een paar slokjes van haar Cappuccino heeft geproefd kijkt ze me over haar croissant vragend aan. “Wat lieverd?” “Mag ik je een nogal persoonlijke vraag stellen?” “Je weet ’t Evie: je mag me…” ze knikt resoluut. “Ik weet ’t… Maar ik wil, nee; ik moet het weten… Stel ik was niet bij je geweest. Had je dan wel? Met haar?”
“Lieve schoonzus… Is dat wat je van me denkt?” “Je hebt toch zelf gezegd, dat je prostituees gebruikt om aan je gerief te komen.” “Ik maakte gebruik van diensten die gezonde zelfbewuste vrouwen mij in vrijheid aanboden.” “Die afgelikte boterham is allesbehalve vrij. Zij tippelt om haar eigen verslaving en hoogstwaarschijnlijk die van haar vriendje te bekostigen.” “Wat heb je tegen haar gezegd?” “Ik heb gezegd dat ik de natte was nog liever op de hand doe dan dat ik hem in haar misbruikte jonge kut steek.” “De natte was op de hand?” Ik kijk haar geamuseerd aan en zie dat ze opnieuw begint te blozen. “Moet ik ’t voor je uittekenen?” Ze schudt lachend met haar hoofd. “Niet meer nodig. Ik zie het al voor me.” Ze neemt een hap uit haar croissant. “Wouter deed dat ook.” “Wat?” “Die natte was…” Onderwijl ik mijn broodje gehaktbal oppeuzel kijk ik haar zwijgend aan. “Het is haar aan te zien dat zij dat hoe langer, hoe minder, prettig vindt. “Wat kijk je nou?” “Ik vind je fascinerend… Mag ik jou ook wat vragen?” Ze ontspant. Een glimlach krult om haar lippen. “Alleen als je het antwoord..” Ik leg een hand op die van haar. “Touchéz lieverd! Ik denk dat ik al jou antwoorden wel kan verdragen… Maar vertel. Doe jij het ook wel eens met jezelf?” “Een goed katholiek meisje doet zoiets niet.” “Een goed katholiek meisje, zou haar man gehoorzamen, zijn behoeften bevredigen en elke zondag naar de kerk gaan om haar tekortkomingen te biechten… Door je houding heb je niet alleen Wouter, maar naar mijn stellige overtuiging, ook jezelf veel plezier ontzegd.” “Seks wordt tegenwoordig erg overgewaardeerd!” “Dat gezegde wordt veelal door seksueel gefrustreerde mensen gebezigd.” De opkomende kwaadheid staat haar goed. “En wat had ik daaraan moeten doen volgens meneer de hoerenloper?” Ze probeert me te provoceren, echter haar steekspel laat me koud… Ik lieg. Haar steekspel windt me op. Alleen op een andere manier dan zij zou wensen.
“Je had met je man kunnen praten over je eigen en zijn behoeften.” “Je weet zelf… Wouter was meer een doener dan een prater.” “Je hebt gelijk. Je had het dus moeten voordoen. Ik ben ervan overtuigd dat hij je gevoelig plekjes al snel meesterlijk had weten te bespelen.” “Dus het is alleen mijn schuld?” “In zekere zin wel… Wouter… hij was te zwak om te nemen wat hem toekwam. Je wist dat. Wellicht heb je hem daarop uitgekozen.” “Ik hield van hem.” “Het één sluit het ander niet uit. Toch?” Ze schudt met haar hoofd, al is dat weinig overtuigend.
“Blief je nog wat?” “Èh nee. Ik heb voorlopig genoeg gehad.” Ik negeer haar dubbele boodschap en sta op om bij de kassa af te rekenen.
Ik grijp haar weekendtas. “Ga je mee?” “Heb ik een keuze?” “Je hebt altijd een keuze.” “Je zou me hier laten staan.” “Als dat jou keuze is. Je hebt een creditcard en genoeg geld op je rekening om naar huis of elke andere plek in Europa te reizen. Keuze genoeg zou ik denken… Ik vraag ’t nog één keer. Ga je mee Evie?” Ze staat op en reikt me haar arm. “Je zou ’t nog doen ook.” “Wat lieverd?” “Mij in mijn blote kont hier achterlaten.” “Dat van die blote kont. Dat weten alleen wij twee.”
Evie:
Ik loop aan zijn arm naar buiten en voel me groeien onder de jaloerse blikken van sommige andere vrouwen. Hij zet mijn tas in de bagageruimte die vervolgens automatisch sluit.
Hij is een echte gentleman, houdt de deur voor mij open en reikt me de daarna de gesp van de veiligheidsriem.
Binnen enkele minuten voegen wij in op de ‘autobahn’ en stelt John de cruisecontrol in op 130 km per uur. “Hoe ver is het nog.” Hij kijkt op het navigatiescherm. “Nog 217 km. Volgens het systeem komen we om half drie aan.”
“Let op!” Ik heb het nog niet gezegd of de auto remt af. “Geen zorgen lieverd. De Audi heeft adaptieve cruisecontrol. Dat voorkomt dat we ongewild bij iemand achterop rijden.” Hij geeft gas en passeert de net nog voor ons rijdende Flixbus. Terug op het rechter rijspoor valt de Audi automatisch terug op de ingestelde snelheid.
“Trek je rok omhoog!” In eerste instantie schrik ik door zijn norse toon, daarna pas dringt zijn opdracht tot me door. “Waarom wil je, èh, dat?” “Ik wil ’t weten. Wouter vertelde dat de matige bos hout voor je deur in schril contrast staat met het regenwoud op je vooronder… Of heb jij je inmiddels geschoren?” “Geschoren? Mijn kruis? Waarom zou ik dat doen?” “Zodat je daaronder lekker gelikt kan worden misschien?” “Waarom zou iemand dat willen?” “Voor jou een vraag, voor mij een weet… Rok omhoog Evie!” “Màr Jò..” “Nu Evie!”
Ik weet achteraf niet wat maakt dat ik, met weerzin, gevolg geef aan zijn opdracht. Nog nooit eerder heeft een andere man dan Wouter mijn schaamstreek mogen aanschouwen en zelfs bij hem deed ik het eerste woord, schaam, van deze lichaamsstreek alle eer aan. “Hmm, mijn broer had gelijk. Dat is inderdaad in dichtgeweven tapijt… Ik heb menig vrouwenkruis gezien, maar dit slaat alles.” Beschaamd trek ik mijn rok weer naar beneden. “Tut tut Evie. Omhoog met dat textiel!” Ik schudt mijn hoofd. “Je maakt me belachelijk.”
Hij neemt een hand van het stuur en streelt me vederlicht over een wang. De plek van de aanraking gloeit nog even na. “Alsjeblieft Evie… Er is niets belachelijks aan je kruis. Apart, dat zeker. Maar niet belachelijk.” Ondanks mijn weerwil trek ik mijn rok weer omhoog. Opnieuw streelt hij over mijn wang. De warmte van die aanraking trekt nu door in de richting van mijn hart.
“Trek je kutje voor me open lieverd.” Ik kijk hem aan op precies hetzelfde moment dat ook hij zijn donkerbruine ogen op mij richt. Ik kan geen weerstand bieden aan die blik. Als vanzelf gaan mijn handen naar mijn kruis en ik doe wat ik, in de 15 jaar dat we getrouwd waren, nooit voor mijn man heb gedaan. “Goed zo liefje.” Hij drukt op een knopje en het leeslampje boven mijn zitting springt aan. Ik kijk van mijn kruis naar hem en zie nog net hoe zijn tong langs zijn lippen schiet. “Is ’t zo genoeg?” “Hij schudt zijn hoofd. “Bij lange na niet Evie… Laten we afspreken dat jij telkens als ik daarom vraag,” “Mà John.” Hij legt een vinger op mijn lippen. “Psss Evie. Het woordje ‘maar’ schrappen we uit je woordenboek.” Ik voel hoe de auto vertraagt. John trekt het stuur naar links en begint de bus voor ons in te halen. We zij al halverwege als ik besef dat mijn geslacht, in ’t licht van het leeslampje, voor iedereen in de bus die naar beneden kijkt, op een presenteerblad ligt. “Openhouden!” Hij kan gedachten lezen. Ik weet niet of hij het erom doet. Het passeren van de bus duurt, althans in mijn beleving, ongewoon lang.
Wij voegen weer links in. Ik ben nog goeddeels gekleed maar heb me nooit eerder zo naakt gevoeld. Ik zie dat Johns hand naar de uitstroomopening van de airco, midden op het dashboard, gaat. Plotseling voel ik de luchtstroom langs mijn opengetrokken schaamte. Zijn hand gaat naar beneden en bediend de knoppen van de airco. De luchtroom word sterker en even later ook koeler. “Als je het maar laat!” Hoe doet hij dat? Nog voordat ik mijn gedachten kan omzetten in de daad weet hij het. “Verder open Evie.” De koude lucht streelt mijn geslacht. Ondanks de toenemende kou voelt het van onderen warm. Een warmte die vanuit mijn geslacht omhoog trekt naar mijn buik. “Wàt.. doe jè?” “Ik probeer je te sensibiliseren.” “Wà… waarom?” “Mijn theorie is dat jou Roomse opvoeding en je hang naar het pseudo-feminisme je hebben gedesensibiliseerd, zogezegd ongevoelig gemaakt voor je eigen begeerte.” “Maar ik begeerde Wouter, zeker in het begin van onze relatie.” Weer die hand die troostend over mijn wang streelt. “Dat geloof ik zowaar liefje. Maar in plaats van haar te wekken. Je verlangens en passie op te stoken en te laten opvlammen hebben jullie het zaadje van je lust laten verkommeren.” “Ik wil niet dat het groeit.” Ik hoor verbazing in zijn stem. “Wat niet Evie? Wat mag niet groeien? Je lust?” Ik schudt mijn hoofd en wordt emotioneel. “Soms… als Wouter… Ik ben een vrouw. Een echte vrouw.” Inmiddels stromen hete tranen over mijn wangen.
Ik heb niet gemerkt dat de koude luchtstroom is gestopt. Zelfs niet dat de auto ondertussen stil staat. Ik voel een arm om mijn schouder. Met dat mijn emoties zakken krijgt ratio weer de overhand. “Staan we weer op de vluchtstrook? Zo meteen krijg je nog..” “Stil maar Evie, ik ben een parkeerplaats opgedraaid de enige andere auto staat 50 meter verderop.” Hij legt een hand op mijn handen. “Laat je lipjes nou maar los.” Wat doet hij met me. Ondanks mijn emotie, mijn schaamte, had ik me aan zijn opdracht gehouden. Zelfs nu voel ik geen aanleiding om mijn rok naar beneden te trekken.
“Kijk me aan lieverd.” Ik doe wat hij vraagt en ik zie zijn bezorgdheid. “Wat was dat Evie?” “Ik ben een echte vrouw John!” Hij buigt voorover en drukt een kus op mijn voorhoofd. “Je ben een vrouw lieverd… Wouter, noch ik hebben daar ooit aan getwijfeld.” “Mà… Je hebt het niet gezien, Wouter ook niet.” ‘Wat hebben we niet gezien?” “Mij, mijn… Mijn piemeltje.” Nu het hoge woord eruit is barst ik opnieuw in huilen uit. Hij buigt over de middenconsole naar me toe, drukt me vast tegen zich aan en fluistert in mijn oor. “Vertel ’t me liefje… Welke pijn sleep jij al zo lang met je mee?”
Heerlijk verhaal, blij dat je er weer bent
Wacht met smart op je 2e deel. Dit deel is veelbelovend, van die writers-bloc is hieraan niets te merken hoor.
Helemaal eens met H.Harry, fijn je terug te ‘zien’. Een mooi begin van hopelijk weer een mooie serie van je hand!
AppieA, wat fijn dat je weer aan het schrijven bent gegaan, ik hoop dat de inspiratie snel terug komt.
Dit eerste verhaal is alvast een mooi begin van een nieuw avontuur 😉