Over ruim twintig minuten al arriveren mijn zusjes op Gare du Nord en natuurlijk ben ik weer te laat van huis vertrokken, het is dus flink doorwerken geblazen. Gelukkig gaat het eerste deel op Montmartre heuvelaf, maar juist toen zaten alle stoplichten tegen, steeds stoppen als ik net een mooi tempo had, en door rood fietsen is in Parijs geen serieuze optie. Net als ik mijn fiets voor het station aan een paal bind gaat m’n mobieltje, Marie. ‘Ja ja, ik ben er bijna, wacht maar op het perron’ is het eerste wat ik roep maar dan hoor ik een soort van zenuwachtig giecheltje. ‘Excusez Antoine, we hebben vertraging, over een half uur zijn we er’ en weg is ze al.
Nou, hier ben ik blij mee, kan ik even uitpuffen. Het is warm vandaag, ik ben blij dat ik niet mijn gebruikelijke outfit heb aangetrokken. Ik heb het natuurlijk wel gehouden bij black, shorts en een shirtje met een vette opdruk van ‘n drakenkop. Ondanks dat ik m’n lange haren in knotje boven op mijn hoofd heb gefrummeld staat het zweet me op mijn voorhoofd.
Als ik het goede spoor van aankomst van de TGV uit Brussel heb gevonden koop ik bij de kiosk een ijskoude cocá en loop dan tot zo’n beetje einde perron, de meiden hebben gereserveerde stoelen in het achterste deel van de trein. Als ik een vrij bankje in de schaduw heb gevonden plof ik neer en neem genietend een koel slokje cocá. Whow, wat een hitte, ik ga met de armen en benen gespreid zitten om wat uit te dampen. Als ik tot rust kom en al dat drukke gedoe in dit station overzie realiseer ik me dat ik hier alweer drie jaar ben. En dat wat bij aankomst toen allemaal zo spannend was ik nu heel gewoon vind. Ik voel me echt thuis in deze stad.
Bizar wel dat maman mijn zusjes een maand aan me durft toe te vertrouwen. Toen ze me vorige week belde en vertelde dat Marie en Sophie de laatste tijd zo dwars waren en ze er even helemaal klaar mee was, bood ik tot mijn stomme verbazing zelf aan om ze ’n tijdje hierheen te sturen, met vakantie of zo. En nog méér tot mijn verbazing ging maman er meteen op in, de nood was dus wel heel hoog, maar ik moest dan wel beloven dat ik oom Hugo in de gaten zou houden, omdat die volgens haar richting het vrouwelijke schoon de handjes nogal los heeft zitten.
Ik moet nog grinniken als ik daaraan terugdenk, want het klopt wel wat maman over haar broer zegt. Maar gelukkig weet ze niet dat hij mij inmiddels óók veel geleerd heeft over de werking van ‘losse handjes’. Nou ja, het zal wel los lopen, mijn zusjes zijn immers zijn nichtjes en bovendien zijn ze ook nog eens zo mager als een lat…
TOEN
Maman heeft mijn vader leren kennen in Amsterdam, toen ze daar als piepjong Frans meisje stage liep in het Amstelhotel. Na een tijdje kregen ze wat met elkaar en trouwden ze. Jammer genoeg zijn ze daarna in een piepklein dorpje aan zee gaan wonen, papá wilde in de frisse lucht wonen. Erg fijn voor hem natuurlijk maar voor mij was het zo ongeveer het einde van de wereld. Al tijdens de basisschool voelde ik me er niet thuis. Ik weet niet wat het was, misschien wel omdat we thuis meestal Frans spraken, want maman kreeg het Nederlands maar niet in de vingers.
Of misschien kwam het omdat ik zelf een soort weirdo was, ik vond iedereen maar raar en liet al heel jong mijn haar groeien. Ik ging zelfs op mijn tiende bij ‘de club van jongens met lang haar’, daar voelde ik me ten minste thuis onder mensen die me begrepen. Zo vanaf mijn dertiende ging ik ook mijn haar verven, zwart, aangestoken door een oudere jongen van de club die zei dat hij ‘n goth was. En na mijn haar werd mijn kleding zwart en nog weer later begon ik mijn ogen op te maken. Voordat ik naar Parijs ging heb ik mijn haren weer mijn normale roodbruine kleur laten krijgen, maar mijn ogen opmaken doe ik nog steeds, het haalt het groene ervan wel geinig naar voren.
Maman en papá vonden het altijd best dat ik zo mijn eigen keuzes maakte, die hadden gelukkig al vroeg in de gaten dat ik een buitenbeentje was en dat ze me maar het beste mijn gang konden laten gaan. Maar mijn zusjes, die ruim drie jaar jonger zijn dan ik, begrepen niks van me en waren zelfs een beetje bang voor me, zo leek het ten minste af en toe. Ik vond het best want voor mij waren die grietjes van een andere planeet, omdat ze een tweeling zijn hadden ze genoeg aan elkaar, ze leefden in hun eigen bubbel en daar hoorde ik duidelijk niet in thuis.
NU
In de verte zie ik de rooie kop van de Thalys aan komen, precies dertig minuten te laat, valt nog best wel mee. Als het enorme gevaarte met sissende remmen tot stilstand komt is het meteen gedaan met de rust op het perron, de deuren zwaaien open en een gigantische massa mensen stroomt de trein uit, sleurend aan koffers en kakelend waar ze moeten zijn, waar die of die is, dat ze zin hebben in café, of… nou ja, wat dan ook als mensen net op een vreemde plek aankomen. Ik heb mijn zusjes geappt dat ik tussen de perronpalen dertien en veertien zit maar ik zie ze nog nergens. Het heeft in deze idiote drukte van al die drukdoenerige zenuwachtige mensen ook niet veel zin ze te gaan zoeken, ze zijn inmiddels zestien en kunnen goed cijfers lezen, dus ze zullen me wel vinden.
Ik zie ze pas als ze pal voor mijn neus staan: ‘hallo broer’ zegt Sophie een beetje timide terwijl Marie meteen naast me op het bankje valt en me een dikke knuffel geeft. Ik weet niet wat ik beleef, of misschien moet ik wel zeggen dat ik verbíjsterd ben. Ik heb de meiden al een hele tijd niet gezien en die smalle schrale grietjes zijn in de verste verten niet meer te bekennen. Wat ik nu zie zijn twee prachtige meiden in leuke jurkjes, met echt alles helemaal erop en eraan en pas nu begrijp ik waarom maman begon over de losse handjes van oom Hugo, zó zeg.
Hoewel ze tegelijk zijn geboren komen ze duidelijk uit twee eitjes, een groter verschil kun je niet bedenken. Marie lijkt op mij met haar groene ogen en lange roodbruine haar, wij hebben dat duidelijk van papá. Sophie is juist sprekend maman, met haar korte donkere haren en diepbruine ogen, en zelfs het kat uit de boom kijken heeft ze gekregen uit het genenpoeltje van maman.
Terwijl Marie dus al naast me zit en ik mijn arm om haar schouder heb gelegd wenk ik Sophie dat ze aan mijn andere kant moet komen zitten. Als ze dat dan doet trek ik haar ook even stevig tegen me aan en ineens ben ik blij dat ik mijn twee zusjes hier en nu bij me heb. Ze kwamen tot nu toe gewoon niet in mijn leven voor en nu ze hier helemaal voor mij naar toe zijn gekomen, een maand bij me willen wonen en samen met me Parijs willen ontdekken voel ik me ineens heel rijk en ja, zeg maar gelukkig. En heel fijn dat ik ze nu kan showen in de familie van Hugo, het was me daar tot nu wel een overmacht van neven en nichtjes.
Ik trek ze allebei nog eens stevig tegen mijn lijf en als mijn zusjes reageren door daarin mee te gaan merk ik dat zij het ook fijn vinden om hun míj te leren kennen…
TOEN
Ik was bij een grafity-hangout gegaan en in de weekenden gingen we zodra het donker was op pad. In het begin hadden we er genoeg aan om onze marks te spuiten op elektriciteitskasten en muurtjes en name it, maar op een gegeven moment wilde ik er wel iets creatievers mee doen. In die tijd ontdekten we de treinen, die ’s-nachts bij het station van de stad een eind verderop geparkeerd stonden. Het was wel een hele kunst om tussen de rondjes van de bewakers door onze slag te slaan maar het resultaat was vaak toch echt heel mooi. En hoe trots waren we niet als we op een gegeven moment ‘onze kunstwerken’ langs zagen rijden, alleen jammer dat ze altijd weer snel werden weggepoetst door die klote-NS.
Ik vond dit dus heel leuk maar maman en papá duidelijk niet, zeker niet toen we een keer gesnaaid werden en door de spoorwegpolitie thuis werden gebracht. Die avond donderde het en de centrale vraag was ‘wat of ik met mijn leven ging doen’. Ja, wist ik veel, ik deed maar wat, het enige wat ik wilde was ánders zijn. En dat ik iets met kunst wilde. ‘Kunstacademie misschien?’ zei ik toen maar, omdat mijn ouders me bozig en afwachtend aan zaten te kijken, hopend dat ik met iets zinnigs zou komen. Want hoewel ik nog maar zestien was zat ik al in de laatste klas van de HAVO, met twee vingers in mijn neus heb ik op de basisschool een klas overgeslagen en later was de HAVO ook appeltje-eitje.
Dat ‘de kunstacademie misschien?’ gaf maman een brainwave: ‘Hugo?’ zei ze, papá aankijkend. Papá ging er even op zitten kauwen en na een tijdje knikte hij ja. Geen idee waar dat over ging maar ze waren duidelijk een plannetje voor hun lastpakje aan het bedenken.
De volgende dag wilden ze ’s-avonds alweer met me praten. Maman: ‘…ehm, Antoine, ik heb eens geïnformeerd maar je bent nog te jong om na de zomer al naar de kunstacademie te gaan. Ik heb vandaag met mijn broer Hugo in Parijs gebeld. Ehm…, nou ja, een lang verhaal kort, hij wil je wel een jaar lang alvast wat opleiden en dan kan je over anderhalf jaar als je achttien wordt naar de kunstacademie…’
Zo, dat is een bommetje wat maman daar neerlegt. ‘Moet ik daar dan gaan wonen?’ Maman knikt. En papá: ‘ja, dat hoort er wel bij Antoine. Wij denken dat het goed voor je is om eens een tijd in een andere omgeving te zijn. Wat vind je er van?’ Ja zeg, wat vond ik er van. Geen idee eigenlijk en we spraken af dat ik het een tijdje op me in zou laten werken.
Een week later had ik het voor mezelf allemaal wel een beetje op een rijtje en had ik besloten het te doen. Het gaf me de kans om Parijs te leren kennen én om alvast met schilderen aan de gang te gaan. Enige nadeel was dat ik die hele oom Hugo niet kende. We spraken af dat ik aankomende vakantie een tijdje naar hem toe zou gaan en dat ik dan definitief de knoop door zou hakken.
NU
Ik had via maman m’n zusjes gevraagd hun spullen niet in een koffer maar in rugzakken te doen, omdat we hier moeten fietsen. In de wijk tegenover Gare du Nord ken ik een goedkope fietsenverhuurder en daar zoeken we voor de meiden voor de hele maand een fiets uit. Zelf heb ik er een met een stevig rek voor en achter en ik neem daarom de rugzakken voor mijn rekening. Met een beetje moeite bind ik de oversized bagagebubbels van mijn zusjes met snelbinders vast en dan vertrekken we in een kleine karavaan richting Montmartre. We fietsen achter elkaar, ik natuurlijk voorop en mijn zusjes als kuikentjes er achteraan, opgewonden pratend en iedere keer een beetje panisch als een auto te snel op ze afrijdt. Zo zeg, ik heb dit wat onderschat, die meiden zijn duidelijk niks gewend, ik moet echt uitkijken met ze want papá en maman willen ze natuurlijk wel héél terug.
Voor de veiligheid fietsen we het eerste deel langs Blvrd Magenta, waar aan weerszijden heel goed ruimte om te fietsen is. Daarna kunnen we vanaf het oversteken van Blvrd Rochechouart verder de drukte mijden door vanaf dat punt Montmartre in te fietsen. Het is wel wat harder werken dan onderlangs over de boulevard. De wijk was vroeger een zelfstandig dorpje en is tegen een heuvel op gebouwd, daardoor is het flink pezen door de smalle straatjes die behoorlijk steil naar boven lopen. Mijn zusjes zijn net twee snaterende eendjes die alles mooi vinden en dat is natuurlijk prima maar ze willen het ook voortdurend laten merken. Nou ja, ik laat ze maar hun gang gaan en fiets ondertussen zo goed en zo kwaad als het gaat door met die zware bagage, het is een pittige work-out om vanaf hier onze straat te bereiken.
Het heeft wel even geduurd voordat ik de weg door de wijk zó kende dat ik de trappen kan vermijden en dus aan één stuk op mijn fiets kan blijven zitten. Op een gegeven moment fietsen we onder langs de trappen van de Sacré-Coeur, daar stop ik even, om uit te puffen en mijn zusjes de kans te geven het uitzicht op die beroemde witte kerk goed te bekijken, wat ze met nog steeds veel gebabbel doen.
Ze genieten echt van wat ze zien en ik snap het ook wel, de kerk schittert prachtig wit in het zonlicht en zoals altijd is het er heel druk met toeristen.
Als we wat uitgepuft zijn gaan we verder en uiteindelijk bereiken we na nog een minuutje of vijf kronkelen en slingeren door de wijk het huis van oom Hugo aan de Rue Berthe, niet ver van het Place du Tertre, het pleintje waar dag in dag uit al die hordes toeristen naar de schilders komen kijken. Zoals zo vaak zit Hugo op het terras van het buurtcafétje tegenover ons huis en al van ver roeptoetert hij ‘ah mon dieu, quelle belles filles, wat een schoonheden!’ Losse handjes dus, zei maman, oppassen geblazen, grijns ik in mezelf…
X. Zara
Dit is een leuke uitsmijter voor 2024, Zara
ook voor jou een goed en liefdevol 2025 met hopelijk heel wat (nieuwe) verhalen.
liefs,
M.
Hoi Zara, ik heb het afgelopen jaar weer genoten van je verhalen, wat een talent.
Fijne jaarwisseling toegewenst en ik kijk uit naar je verhalen in 2025.
Een hartelijk groet van Willem