Ooit geschreven als deel van een raamverhaal. Dat omkaderende verhaal is nooit uit mijn hoofd geraakt. Dit deel geldt met wat schroom als mijn debuut op deze site. Reacties zijn uiteraard welkom.
Ik lig met mijn ogen open op een grote matras. Ik weet waar ik ben, maar ik zie niets. Ik heb geen idee hoe de ruimte waarin ik me bevind er uit ziet. Rondom mij is het pikdonker.
De ruimte heeft minstens de omvang van een ruime slaapkamer. Ondanks de duisternis voelt ze niet claustrofobisch aan. Als ik zou willen kan ik er in rechtstaan.
De hele vloer is bedekt met een matras van zacht schuimrubber. Ze ligt erg comfortabel. De muren zijn behangen met zwarte stof. Op diverse plaatsen blijken haken in de muur te zitten. Hoeveel het er zijn weet ik niet: ik zie ze niet.
Ramen zijn er zeker en vast niet. Het is hier 24/24 pikdonker. Geen hand voor je oog te zien. Zelfs door de kieren van de deur valt geen licht binnen. De randen zijn met rubber bedekt en de deur geeft uit op een sas. Een kamertje van nog geen 1 op 1 met als enige doel het licht uit de grote kamer te houden.
De deur van het sas naar hier klikt pas open als het licht er uit is, en de andere deur lichtdicht gesloten is. Dan pas brandt er even een groen mannetje boven de deur, en kan/moet je verder. Wie blijft staan, zit vast in het sas en dat is geen pretje. Je weet nooit hoe lang het duurt, het is er even donker, de vloer is van steen en het is er ijskoud. Treuzelen doe je geen 2 keer. Elke mens leert hier snel.
Leren dat is waarvoor ik hier ben. Meesteres Ellie heeft me hierheen gestuurd. Als ik echt 7/7 24/24 in haar leven wilde inpassen, moest ik eerst naar hier komen. Wat me hier wachtte: geen idee. Hoe lang het zou duren: evenmin.
Hier, was een oud klooster in de rand van Parijs. Ik leefde er samen met tientallen gelijken. Hoe veel juist? Was moeilijk te zeggen. We waren nooit aan elkaar voorgesteld, de samenstelling leek van dag tot dag te wisselen. Praten mochten we niet.
Dat was een voorrecht voor de opvoeders.
Tijd was een inhoudsloos begrip in dit instituut. Natuurlijk licht was een zeldzaamheid. Buitenlucht werd ons op de gekste momenten gegund, maar steeds met belemmeringen om het daglicht weg te houden. En natuurlijk lagen we vaak in onze donkere kamers. Uren aan een stuk; misschien wel dagen.
Dat kon perfect. Ergens in de kamer zat een luikje. Als daar boven het groene lichtje aan sprong, was het luikje open en kon je daar iets uithalen of terugleggen. Dat luik bleef nooit lang open, je moest er snel bij zijn. Maar op die manier was er dus eten en drinken. Ergens in de hoek van de matras was een gat vrijgehouden voor een Franse WC. Erger dan Spartaans, maar het ging.
Af en toe werd er in het midden van de kamer een scherm neergelaten. Vraag me niet waarom.
Regelmatig moesten we ons zelf vastklinken aan de haken in de muur. Met onze hals -, enkel- en/ of polsband die we permanent aan hadden. Pictogrammen en rode lichtjes duidden aan wat de bedoeling was. Een snerpend geluid maakte duidelijk dat treuzelen geen optie was.
En dan hing of lag je weer uren vast met meer of minder beweegruimte. Een groen lichtje betekende dat je je los moest maken. Moest, want als je te laat reageerde bleef je vast en kon je niet aan je eten of tot aan het toilet. Dat overkwam je geen drie keer. Een mens leert snel, en daarvoor waren we hier.
Voor de lesmethode was men duidelijk in de leer gegaan bij Pavlov. Groen licht: je kan verder; rood licht: stoppen of vast, in ieder geval iets onprettig. Zachte melodieën voor een goed gevoel. Snerpende sirenes voor “mag niet” of “terug”.
Beloning en straf zaten niet echt logisch in elkaar. Beloning was er sowieso al niet veel. Je had maar te accepteren. Wellicht waren er wel elders opvoeders die de logica kende.
Vandaag had men mij een oortje ingestoken. Op die manier werden de instructies persoonlijker. Beangstigend was dat ook in het pikdonker de instructies haarfijn door gingen. In de stijl van: “tien centimeter naar links ligt een ketting. Klik die om je linker pols”. Idem voor rechts.
Big Brother had dus ook nachtkijkers. Maar me daarover druk maken was me ondertussen afgeleerd.
En zo lag ik dan nu in een kamer die me zo vertrouwd was, al had ik hem nog nooit gezien. Met opgetrokken armen vastgeketend aan de muur. Het oortje speelt muzak. Luid genoeg om niets van de omgeving te horen. Als dat al verschil zou uitmaken.
En dan beweegt de matras! Een seconde hooguit, maximaal een halve cm. Maar 100% zeker. Even later weer. De zachte muziek kan niet verhinderen dat mijn zenuwen zich spannen. Ik ben hier niet alleen!
Instinctief wil ik me oprollen, maar in mijn oortje klinkt een kort en helder:” Don’t move”. Ik leg mijn benen weer plat op de matras, een mens leert snel.
Zoals golven hoger zijn vlak bij de inslag van een steen in het water, worden de bewegingen langzaam intenser. Wie of wat er ook is; het komt dichter. Ook de muzak in het oortje lijkt op te bouwen naar een climax.
En dan even niets meer. Het lichte inzakken van de matras verraad wel een aanwezigheid vlakbij: aan mijn linkerbeen.
Klik.
Met een in het donker onverwachte nauwkeurigheid wordt iets vastgeklikt aan mijn linker enkelband. Nu de aanwezigheid verraden is, worden de bewegingen bruusker. Na een nieuwe “don’t move” in mijn oortje, helt de figuur over mijn benen heen. Een nieuwe klik volgt aan mijn rechtervoet.
Het schommelen van de matras geeft aan dat de figuur even opzij gaat. Tegelijkertijd worden mijn benen langzaam uit elkaar getrokken. Uit elkaar en omhoog.
Zo lig ik dan: uiteraard naakt, met de armen boven mijn hoofd gebonden en de mijn benen in een brede V uit elkaar. En met een onbekende persoon er in het midden tussen. Ik kan niet anders dan afwachten.
Erg lang hoe ik dat niet te doen. De onbekende begint mijn benen te aaien! Eerst veilig mijn schenen en kuiten. Hij of zij wisselt daarbij vlotjes af tussen zacht en ruw. Net alsof hij/zij een handschoen gebruikt met aan de ene kant fluweel en aan de andere kant schuurpapier. En af en toe een veertje toe.
Dat voel ik vooral als mijn voeten aan de beurt zijn. Hoe goed mijn reflexen ook werken, ik voel vooral hoe strak de ketenen gespannen zijn. Er is geen beweging in te krijgen; er is geen ontsnappen aan de veer.
Er is trouwens nog een andere reflex die niet te stoppen is. Halfweg mijn lichaam is de V stilaan op weg een W te worden. En dat betert er niet op als die zachte en ruwe aaitjes via de knieën langs de binnenkant van mijn dijen afdalen. Mijn God!
Sinds ik in dit klooster toekwam had ik geen erectie meer gehad. Geen idee hoe lang dat al was, maar in ieder geval veel langer dan gewoonlijk. Alles mocht dan wel rond sex draaien in deze omgeving, de daad zelf leek taboe. De hand aan mezelf slaan, had me al een paar keer een snerpende sirene opgeleverd. En dan is de pret er snel af.
En dan komt een zachte hand je dijen aaien. Steeds met de zachte kant weg van de erectie en met de grove kant terug. En telkens bij de wissel aan de lies, dat kleine contact met mijn lid. Quasi achteloos, maar daardoor net nog sterker.
En net als ik het niet meer kon houden, volgde de genadeslag. Met de rand van een vingernagel wordt een seconde onder de rand van mijn eikel geaaid. De ontlading was enorm. Heel mijn lichaam wilde mee naschokken, maar door alle ketens was dat eigenlijk onmogelijk. En gezien het geldende spreekverbod, durfde ik eigenlijk ook al niet te kreunen. Al lukte dat laatste maar half.
Heimelijk hoopte ik op een tweede beurt, maar ernaar vragen durfde ik niet. En het aaien was ook gestopt vlak na de eerste geut sperma. En na het nahijgen, schommelde de matras weer, ten teken dat mijn weldoener bewoog, weg van mij. Het feit dat mijn benen weer omlaag getakeld werden was het ultieme bewijs dat de traktatie voorbij was.
Onverwacht kreeg de ervaring toch nog een toetje. Mijn weldoen(st)er nestelde zich met zijn/haar hoofd op mijn schouder. Ik voelde duidelijk een rug tegen mijn lichaam en wilde me lepeltje tegen die rug aanvoelen. Maar mijn pols en enkelboeien hielden me in een ruglig. Ten overvloede volgde nog een “don’t move”.
Ik legde me er dan maar bij neer dat ik nooit zou weten wie me deze explosie had bezorgd. Ik wist nog geen eens zeker of het een man of vrouw was.
Als beloning voor de berusting kreeg ik rustgevende muziek in mijn oortje. Dat en de vermoeidheid na de doorstane emotie maakte dat ik vrij snel in slaap viel.
Toen ik wakker werd, was mijn droomprins(es) alweer verdwenen. Maar de mooie herinnering nam niemand mij meer af.
Dat ik die prins(es) niet enkel in mijn dromen nog vaak zou tegenkomen kon ik toen nog niet weten.
Je schrijfstijl bevalt goed. Ben zeer benieuwd naar de vervolgdelen.