BDSM artikelen, erectiepillen of gewoon iets voor de fun?Zoek erotische hulpmiddelen in onze vertrouwde webshop

De marteling van Demoniah – deel I

Van de auteur van “het gevangenenkamp “? (deel I-IV) in de bondage-categorie En, mijn meesterwerk, “POW part II “? in de Engelse verhalen-categorie DE MARTELING VAN DEMONIAH PROLOOG Album 144 van de Rode Ridder heet “De Alchemist “?. Het is het tweede deel van een vierluik waarin Johan de Rode Ridder met zijn vrienden de alchemist Mordecai moet beschermen tegen de duivelse Demoniah en haar meester Bahaal, de Prins der Duisternis. Zij proberen met alle mogelijke middelen het boek Eibon van Mordecai in handen te krijgen. De listen van de duivelse meester en leerlinge mislukken echter en Demoniah wordt gevangen genomen in de burcht van Horst, de uitvalsbasis van Johan en bezit van Hugo Pynnok. Demoniah wordt in de kerker opgesloten in afwachting van de aankomst van Hertog Jan van Brabant. Het is hij die over haar lot mag beslissen omdat Demoniah een aantal van zijn soldeniers gedood heeft. De Hertog zal reeds de volgende ochtend vroeg arriveren, maar de nacht ervoor gaat de kapelaan van Hugo, William, de gevangene inspecteren. Op dat moment blijkt dat Demoniah echt van diabolische oorsprong is, want ze kan het vuur van fakkels weerstaan aan haar arm. William haast zich dan ook naar Leuven om zijn oversten te raadplegen over deze duivelse vrouw. Wanneer Hertog Jan de volgende ochtend arriveert, gaat hij samen met Viktor, de kapitein van de wacht, de gevangene inspecteren. De laatste pagina’s van het album tonen dan hoe Demoniah de Hertog en Viktor hypnotiseert en weet te ontsnappen. Dit verhaal gaat er echter van uit dat ze daar niet in slaagt. Dit verhaal begint precies op het moment dat Demoniah Viktor en Hertog Jan vraagt in haar ogen te kijken, maar anders dan in het album gaan ze hier niet op in. Wat dan volgt, is wat we een alternatieve versie van het verhaal kunnen noemen. Een vervolg dat zowel minder smaakvol als veel interessanter is. ONVERWACHTE WENDING “… Maar nu moeten jullie heren iets voor mij doen,’ zei Demoniah, “Kijk eens diep in mijn ogen’. Zowel Viktor als Hertog Jan gehoorzaamde. De gele ogen die ze zagen hadden niets menselijks. Viktor voelde zich licht in zijn hoofd worden. Hier is iets aan de hand, dacht hij, dit klopt niet. Ik, … ik word gehypnotiseerd! Ik moet dit weerstaan. Ik moet! Met een laatste vrije wilsact slaagde hij erin zijn ogen af te wenden. Meteen kwam hij terug bij zijn zinnen en hij trok de Hertog, die nu bijna gypnotiseerd was weg. Die stribbelde tegen, maar Viktor kon hem overmeesteren en eenmaal onder de ogen van de duivelin uit, kwam ook hij weer bij zijn zinnen. Het koste de Hertog wat moeite om kapitein Viktor te overtuigen van het feit dat hij terug bij zijn zinnen was, maar uiteindelijk liet deze laatste hem toch los. Hertog Jan stapte terug naar de celdeur, maar hij behoedde zich ervoor om niet in haar ogen te kijken en hij bleef op enige afstand van de deur. “Ik ga je aan de zwaarste tortuur onderwerpen,’ zei de Hertog met een dreigende wijsvinger in de richting van Demoniah, “en duivelin of niet, we zullen je zwak punt vinden en wee dan!’ Demoniah antwoordde niet, maar ze zag er woedend uit omdat haar ontsnappingspoging mislukt was. Had haar meester haar in de steek gelaten? Waarom hadden haar krachten dan niet gewerkt? Hertog Jan verliet in alle ijl de kerker op de voet gevolgd door kapitein Viktor. KRIJGSBERAAD Op uitnodiging van Hertog Jan waren alle belangrijke ridders aanwezig in de wapenzaal van het kasteel van Horst. Trudo van Wezemael, Alfons de Beauchamp, Hugo Pynnok en natuurlijk Johan de Rode Ridder en Hertog Jan van Brabant zelf, allen waren ze aanwezig. “Toch moet ik protesteren,’ zei Johan toen hij het voorstel van Hertog Jan gehoord had Demoniah aan tortuur te onderwerpen, “Demoniah is veel te gevaarlijk. Als we te onvoorzichtig zijn, zal ze zeker ontsnappen. Nee, laten we liever wachten totdat William terug is uit Leuven en haar aan de Kerk uitleveren. Die weten heus wel wat te doen met de duivelin’. “Kom aan Johan,’ nam heer Hugo over, “Ze zal heus niet ontsnappen. Ten allen tijden zal ze geboeid blijven en omringd door wachten. Trouwens, het is de Hertog die over haar moet beslissen: de meeste slachtoffers zijn gevallen onder zijn mannen en hij heeft al beslist’. Johan zag de andere ridders instemmend knikken en begreep dat hij alleen stond in zijn standpunt: “Goed dan, maar dan stel ik voor onze martelkamer te gebruiken en niet die van de Hertog. Als we haar moeten vervoeren, heeft ze weer meer kans om te ontsnappen.’ “Als heer Pynnok die ter beschikking wil stellen ga ik akkoord,’ zei Hertog Jan. “Dat spreekt vanzelf, ik verwittig de beul,’ zei Hugo en hij verliet de kamer waarop de andere ridders volgden. Johan bleef nog even achter en staarde uit het raam. Dit loopt niet goed af, dacht hij, ze zijn allen misleid door haar uiterlijke schoonheid. DE FOLTERKAMER, EERSTE POGING Hertog Jan, Hugo, de Rode Ridder, kapitein Viktor en vier wachters arriveerden aan Demoniah’s cel. Demoniah had een uitdagende blik in haar ogen en zei: “Zo, zijn jullie dan toch dapper genoeg geworden om er aan te beginnen? En hebben jullie er ook al eens aan gedacht hoe jullie mij precies gaan pijn doen? Dat zal nog een hele uitdaging worden, is het niet?’ “Laat dat maar aan mijn beulen over, ‘ zei Hugo en hij beval kapitein Viktor de duivelin in prachtige menselijke gedaante uit haar cel te halen. Toen Viktor en zijn vier soldeniers de cel in gingen, hield de Rode Ridder onbewust zijn hand op het handvat van zijn zwaard. Iedereen was bijzonder op zijn hoede, maar onverwacht liet Demoniah zich boeien en ging ze gedwee mee met de acht mannen. Onderweg merkte de Rode Ridder dat de zon aan het zakken was: het was ongeveer zes uur, de normale etenstijd voor de ridders, maar onder deze omstandigheden dacht niemand daar aan. Het was maar een korte wandeling naar de folterkamer en zonder incidenten arriveerden ze daar. Hugo, die voorop gegaan was, voelde meteen de hitte van de hoog opgestookte vuren op zich vallen toen hij de zware eiken deur opende. De kamer, die zich onder de grond bevond, was alleen verlicht door het grote haardvuur tegenover de deur en door fakkels aan alle muren. Aan de rechterzijde van de kamer stond een tafel met de werktuigen van de beul op tentoongesteld. In het midden van de ruimte stond een tafel om het slachtoffer op vast te maken. De “armen en benen “? van de tafel konden elk afzonderlijk in alle richtingen gedraaid worden en de tafel kon blijkbaar ook dienst doen als rek. Tegen de muur aan de linkerzijde van de deur stond nog een rek. De beul stond blijkbaar vol ongeduld te wachten. Zoals traditioneel was zijn borst ontbloot en had hij een rode kap aan. Demoniah werd binnengeleid en de beul leidde haar naar de tafel waar zijn instrumenten uitgestald lagen. Met een scheef glimlachje bekeek Demoniah ze vluchtig. De griezelige gedachte dat Demoniah veel beter vertouwt was met deze tuigen dan hijzelf kwam plots bij Hugo op. Hijzelf zag alleen een verzameling van vreemd uitziende poken, messen, haken, zwepen en nog een aantal dingen die hij maar met moeite had kunnen beschrijven, maar Demoniah wist waarschijnlijk de precieze naam en functie van al die dingen. Maar zijn beul kende ook al die dingen en Hugo had er vertrouwen in dat zijn beul haar zou kunnen kraken of in elk geval dat hij haar zou laten schreeuwen tot Hertog Jan bevredigd was en haar zou uitleveren aan de Kerk. Tot ieders verbazing nam Demoniah het initiatief en met een glimlach zei ze: “Met wat zou de edele Hertog willen beginnen?’ “Zo, je wilt dus niet om genade smeken, neem ik aan?’, zei de Hertog. Demoniah lachte demonisch: “om genade smeken? Dat dacht ik niet, nee!’ “Goed dan,’ zei Hertog Jan en hij keerde zich naar de beul, “Bevestig haar aan het rek.’ Plots drong er met een schok iets door tot de Rode Ridder: om haar aan het rek te bevestigen met haar handen boven haar hoofd, moesten haar boeien, die nu haar handen achter haar rug hielden, losgemaakt worden. Dat was het uitgelezen moment voor haar om te ontsnappen “Laat dat maar aan mij over,’ zei hij tegen de beul en hij stapte op Demoniah af. Hij beval Viktor en zijn wachten met hun speren in aanslag om dichter te komen en met zijn eigen zwaard sneed hij haar boeien door. “Denk er maar niet aan om te ontsnappen,’ zei de Rode Ridder dreigend. “Ontsnappen? Waarom? Ik kijk hier net naar uit Johan,’ antwoordde Demoniah. Met enkele vlotte bewegingen legde hij haar op de rek en de beul maakte snel haar handen en voeten vast: Demoniah kon nu niet meer weg. Zowel haar handen als haar voeten waren met touwen gebonden die verbonden waren met een rad. “Denk je dat je het alleen af kan Hertog?’ vroeg Hugo, “dan gaan wij weg: de straf is aan U om te voltrekken. Hierop vertrokken Hugo, de Rode Ridder en Viktor met zijn vier soldeniers. “Zo, nu is het tussen ons, Demoniah,’ zei de Hertog, “En jongens, wat ben je een mooie vrouw.’ “Snijdt haar kleren los,’ beval hij. De beul nam een mes met een haak van zijn tafel en nadat hij een aantal andere instrumenten in het vuur had gelegd en aan het rad gedraaid had tot de touwen gespannen stonden, sneed hij haar groene pak vakkundig van haar lichaam; haar laarzen volgden. Demoniah’s volle D-cup werd nu zichtbaar en beide mannen waren betoverd: wat een prachtige boezem! Op haar rechterborst was het teken van haar meester, Bahaal, gebrandmerkt. Tussen haar dijen rees een donzige, rosse venusheuvel op, om van te snoepen. “Hebben jullie heren nog nooit een naakte vrouw gezien?’ vroeg Demoniah met een (nerveuze?) glimlach. “Meteen zal je wel een toontje lager zingen. Beul, doe je werk!’, antwoordde Hertog Jan die uit zijn betovering ontwaakte. “Tot uw dienst heer,’ zei de beul waarna hij aan het rad plaatsnam. De beul draaide het rad een halve slag verder. Hertog Jan wist er niet veel van af, maar net genoeg om te weten dat elke volledige draai aan het rad de gefolterde een centimeter langer maakte: een halve draai was dus een halve centimeter. Er kwam geen reactie van Demoniah. Een aantal seconden later werd het rad nog een kwart draai gegeven … en nog een kwart. Na nog een volledige draai aan het rad gegeven te hebben in kleine schijfjes, nam de beul een ijzeren pook uit het vuur die roodgloeiend was. Nadat hij hem getoond had aan Demoniah, drukte hij hem tegen haar bovenbeen. Elk mens zou het op dat moment uitgeschreeuwd hebben, maar Demoniah was nu eenmaal geen mens. Ze liet geen teken van pijn zien en lachte: “Waren jullie vergeten dat ik vuur kan weerstaan??! Jullie zullen met iets beters moeten komen’. Er was inderdaad geen brandmerk te zien op haar huid. Kwaad wilde de beul het rad nog verder draaien, maar het blokkeerde. Demoniah schaterde: blijkbaar waren haar duivelse krachten sterk genoeg om alles laten te blokkeren. De beul en Hertog Jan keken elkaar verbaasd aan. Na nog een aantal zaken uitgeprobeerd te hebben was de beul radeloos: niets scheen te werken bij dit duivelse wezen. Net toen de Hertog in woede wilde uitbarsten, werd er dringend op de deur geklopt. Het waren de Rode Ridder en William, de kapelaan van Hertog Jan, die blijkbaar al terug was van Leuven. “De heren hebben weinig succes mag ik aannemen,’ zei William, “hoe hadden jullie deze duivelin willen pijnigen?’ “Zeg me niets wat ik al weet,’ klaagde de Hertog geprikkeld … “Rustig maar, als man van de wetenschap weet ik dat ik eerst de zaken moet onderzoeken alvorens ergens zomaar op te springen. Ik ben dan ook mijn oversten gaan opzoeken en dit is wat zij mij wisten te zeggen …’. DE ZACHTE AANPAK Nadat William zijn plan had uiteengezet werd Demoniah onder strenge bewaking uit de folterkamer geleid. Ze werd naar een van de aangenaamste kamers van het slot gebracht, waar ze op het middeleeuwse equivalent van een gemakkelijke sofa werd gelegd. Het enige wat onaangenaam voor Demoniah was, was dat haar handen met stevige kettingen boven haar hoofd werden gebonden. Ook rond haar enkels werden ketens gelegd en een lederen riem onder haar borsten weerhield haar van de meeste bewegingen. “Als we je geen pijn kunnen doen, kunnen we maar beter iets anders proberen,’ zei William die samen met de Rode Ridder bij Demoniah gebleven was. Op zijn teken betraden twee jonkvrouwen de kamer. “Maak kennis met Krissie en Vera,’ zei William, “zij zijn de zachtste en mooiste vrouwen op het slot. Ze zullen je de komende uren vermaken met hun zachte aanrakingen. Goed, dan laat ik jullie nu alleen. Krissie was de dochter van de kok van het slot. Ze droeg haar prachtige goudblonde haren tot net onder haar schouders. Ze droeg een blauwe jurk met een hoekige decollete die heel wat van haar volle borsten liet zien. Vera op haar beurt was de dochter van een Engelse ridder. Ze droeg haar prachtige koperbruine haar lang. Dit werd geaccentueerd door een groen kleedje zonder noemenswaardige decollete. Vera ging naast Demoniah op de sofa zitten en zei: “ze hebben ons verteld dat je wat moeite hebt om te ontspannen. Dat is niet erg, wij zijn hier om je wat te helpen’. Als om haar woorden te bevestigen begon ze Demoniah’s lichaam zacht te strelen. Deze wist duidelijk niet wat haar overkwam toen Vera haar vingers langzaam aan de onderkant van haar bovenarmen van haar ellebogen naar haar oksels liet glijden. Zo een bizar gevoel had ze nog nooit meegemaakt. Demoniah wist op dat moment nog niet dat mensen dit “kietelen “? noemen en ze zou al snel merken dat het hoogst onaangenaam is. Vera liet al haar vingers nu de vrije loop en tot haar eigen afschuw begon Demoniah te giechelen en dit wel steeds luider. Al snel begon Krissie mee te doen en onderworpen aan deze meesteressen van de zachte aanraking was Demoniah al snel verloren, ze lachte nu ononderbroken terwijl zowel Krissie als Vera haar oksels, voeten, zijden en borsten kietelden. Eerst vocht Demoniah nog tegen haar ketens, maar al snel had ze daar de kracht niet meer voor. Na een klein uurtje kwam William terug en liet beide jonkvrouwen de kamer verlaten. Terwijl Demoniah lag uit te hijgen zei hij: “Je meester heeft je dan wel gevoelloos gemaakt voor pijn, maar dat geldt duidelijk niet voor kietelen. Ik weet dat het moeilijk te verdragen is voor je, maar je zal vroeg of laat toch moeten inzien dat je verslagen bent. Het makkelijkste voor jouw is dat je meteen je meester verzaakt, dan laten wij je met rust’. Bij het horen van deze woorden werd Demoniah woedend en ze begon als een bezetene aan haar ketens te rukken. “Zoals je wil,` zei William, `Dames, jullie kunnen verder doen…’ Zullen haar beulen Demoniah klein krijgen of kan ze standhouden? Lees er alles over in deel twee van “De marteling van Demoniah “?… “

Wat vond je van dit verhaal?

(Alleen leden kunnen stemmen)

Aantal stemmen: . Gemiddeld cijfer:

Nog geen cijfer, ben jij de eerste ?

Geschreven door Anoniem

De schrijf(st)er van dit verhaal heeft er voor gekozen anoniem te blijven. Derhalve is er geen verdere informatie bekend over deze auteur.

Dit verhaal is 20153 keer gelezen.
Reageren? Leuk! Houd het aub on topic en netjes, dankjewel!

Plaats een reactie